MIJN KWEEK MET DE PUTTER door Hessel de Vries
Graag voldoe ik aan de herhaalde oproep in BEC-INFO om kweekervaringen op papier te zetten. Het heeft wel lang geduurd – ik denk er al een paar jaar over – maar nu is het zover. En er zullen zeker andere vogelliefhebbers zijn die hier iets aan hebben.
Ik kweek voornamelijk major putters, de echte grote dus (Carduelis carduelis major). In 2003 kweekte ik 25 jongen uit 10 koppels. Niet al te veel, maar dat had te maken met het opknappen van ons nieuwe huis, waar veel tijd (ca. een jaar) in ging zitten. Ik wist dat van te voren, maar als je iets graag wilt dan moet je dat ook doen. Ik heb zelfs overwogen te stoppen met de kweek, maar dat kon ik niet over mijn hart verkrijgen. Ik zie wel waar het schip strandt, dacht ik.
Op 3 november 2003 verhuisden we. Het huis was klaar, de schuur niet. De maten van die schuur werden: 14 m. x 5 m. (l.x br.)., met een hoogte van 2.75 m. (vóór) en 2.40 m. (achter). Van de 14 meter gingen er 5 af voor fietsen en gereedschap. Dit deel werd door een wand met deur afgescheiden van de rest: het vogelhok. In het begin kwamen de vogels in een grote volière en enkele gingen er dood. Dat was jammer, maar ik wilde de vogels liever daar hebben waar ik ook woonde. Oude vluchtjes werden afgebroken en op de goede plaats weer opgebouwd. Het ging allemaal niet snel, want ik moest het hebben van de avonden en de zaterdag. Ik kreeg gelukkig hulp van enkele vogelvrienden.
Ik bouwde acht vluchtjes, 60 cm. van de grond, dat is gemakkelijk schoonhouden en er was voldoende bergruimte onder de vluchtjes 60 x 120 x 165 cm. (br. x diepte x hoogte). De vogels hadden te lang licht, want om elf uur brandde de lamp nog vaak. Aan alles komt een eind. Het was intussen april. Ik had nog zeven mannen en negen poppen. Ze zagen er alle redelijk goed uit.
De voeding: elke dag gaf ik gedoseerd vers zaad, in de winter 1x/week eivoer met kiemzaad, trosgierst, teunisbloemzaad, 1x/week witlof , in de rui wortel, boerenkool, paardenbloemblad en vogelmuur. Het water was aangezuurd met appelazijn, één dop per één liter water (2x/week), maagkiezel, en in de broedtijd ook sepia.
Zo naderde het broedseizoen. De mannen en poppen zaten gescheiden. Ik had al wel een idee van wát bij wát moest zitten. Alles goed schoongemaakt en bespoten met océpou, tegen bloedluis. De vogels kwamen koppel bij koppel en de meeste koppels konden het goed met elkaar vinden. Ik vroeg me af hoe het zou gaan. Hadden ze wel voldoende licht? Alles was immers nieuw, zowel voor mij als voor de vogels. Her en der kon ik nog wat vogels bij krijgen, o.a. een split agaat man en een agaat pop. Uit enkele volières ving ik de man en zette hem in een kooitje vóór de volière.
Ik licht er nu één koppel uit, anders wordt het verhaal erg lang. Het koppel had al vlug een nest en de pop legde vijf eitjes. Ik zie aan de pop wanneer ze gaat leggen: ze eet meer sepia en zit er niet echt mooi strak bij. Op dat ogenblik vang ik de man eruit. Het bewuste koppel bestond uit een man van 2002 en een pop van 2001. De man had ik van een kanariekweker geleend. De vogels snavelden al vlug. Het paar sleepte met witte katoen, vossenhaar uit de handel, doormidden geknipte kokosvezel en gedroogd mos.
Op 20 april begon de pop te bouwen. Op 22 april was het nest klaar. Op 25 april was er het eerste ei en alle eitjes, vijf in totaal, werden geraapt. Na het leggen van het vijfde ei legde ik alle eitjes terug. Ik gaf badwater, want dat voorkomt het uitdrogen van de eieren. Alle eieren waren bevrucht en op 5 mei kwamen ze uit. Een dag vóór het uitkomen van de eieren nam ik het zaad weg. De vogels kregen alleen nog eivoer en buffalowormpjes. De eerste vier dagen bestond het eivoer uit een halve beschuit, evenveel orlux en een schepje comitaves met ei. Vanaf 2005 had en heb ik ander eivoer, in verband met te natte nesten (40 gr. beschuitmeel, 1 ei, ½ theelepeltje gistocal en tijdens de rui ook spirulina). Na vier dagen kregen de vogels ook wat kiemzaad door het eivoer gemengd en vanaf de vijfde dag ook wat droog zaad (voor de oude vogels), meestal tegen de avond. De jonge vogels groeiden als kool en moesten de vijfde dag geringd worden. Óm de (BEC-)ringen bracht ik een ventielslang aan.
Toen de jongen acht dagen oud waren liet ik, zoals gewoonlijk, de man er weer bij. Ik hield goed in de gaten wat hij deed. Meestal ging het goed, de jongen zaten al aardig in de veren. Als de man doorgaans mee voert, zal hij ook blijven voeren als de pop weer opnieuw begint. Zij stopt dan namelijk met voeren.
De jongen vlogen voorspoedig uit en de pop maakte weer een nest en legde vijf eitjes. Die legde ik onder een kanarie en de putter kreeg kunsteitjes. Op de twaalfde dag legde ik de eitjes terug en ving de man met de jongen uit. Ik zette ze in een broedkooi tegenover de pop, zodat ze elkaar konden zien.
U zult zich afvragen waarom ik zo handel. Ik kwam erachter dat ik de tweede ronde altijd verloor, doordat de eieren werden vertrapt en ondergepoept door de uitgevlogen jongen van de eerste ronde. Onder de putter kwamen alle vijf jongen weer uit en ze werden goed gevoerd door de moeder. De man mocht er de eerste dag al bij, omdat hij had bewezen een goede vader te zijn. De jongen groeiden als kool: ze waren een lust voor het oog, maar toen ik de derde dag thuis kwam, lagen er twee op de grond. Ze zagen geel en ik dacht aan een bloedneus. Toen ik beter keek en de man in de gaten hield, zag ik dat hij weer twee jongen uit het nest had gegooid. Ik heb hem toen weggenomen en het ene jong kwam vervolgens goed groot. Mijn vertrouwen in de man was te groot geweest. Beter had ik hem pas de achtste dag terug kunnen zetten. Het ene jong vloog de veertiende dag uit.
Er kwam nog een ronde met zes eitjes. De man werd weer apart gezet en vijf dagen later bleken vijf eitjes bevrucht te zijn. Op de dertiende dag lagen er lege schalen op de grond en jawel, er lagen vier jongen in het nest. Een dag later waren het er vijf. De pop deed het weer uitstekend alleen. Het laatste jong heeft het niet gehaald. Het bleef achter en ging dood na drie dagen. Op de vijfde dag heb ik de jongen geringd. Op de zevende dag zette ik de man terug en hij voerde meteen goed mee. De veertiende dag vlogen de jongen uit. De pop wilde nóg een keer beginnen, maar ik vond het welletjes en haalde de nestgelegenheden weg.
Van alle acht koppels samen kreeg ik in totaal vijftig jongen. Helaas had ik de tweede ronde toch weer natte nesten en dat kostte me twintig jongen. Maar vijftig jongen óver is ook niet niks. Ik weet niet waardoor de jongen van de tweede ronde ziek werden; ik maak elke dag de schalen met bleekwater schoon, dus daar kan het niet aan liggen. Ook was ik steeds mijn handen vóór ik voer.
Tot zover mijn verslag. Graag lees ik ook over de ervaringen van anderen!
Tel.nr. van de auteur: 06 - 20485461
|