Belangenbehartiging Europese Cultuurvogel

Welkom op de website van B.E.C.

De vereniging die opkomt voor het belang van de Europese Cultuurvogel en het kweken ervan.

Wilt u hier ook deel van uitmaken? Meld u dan nu aan als lid.

Inloggen kweker

Kweekverslag

Terug naar overzicht
   

MIJN  KWEEK  MET  HET  PORSELEINHOEN          door Leon Luijten

 

Het porseleinhoen (Porzana porzana) wordt zelden in volières gehouden. De geheimzinnigheid en verborgen levenswijze van deze vogel in de vrije natuur en de zeldzaamheid waarmee het in volières voorkomt, was voor mij een reden om me te verdiepen in deze soort. 

Beschrijving

Het porseleinhoen behoort tot de kleinere rallensoorten. De bouw komt overeen met die van het waterhoentje.

De kleur op de rug is groenbruin gevlekt met zwarte vlekken en witte streepjes. De flanken zijn bruin en wit gebandeerd. De zijkant van de kop, hals, borst en bovenbuik is loodgrijs en voorzien van witte stippen. De onderstaartdekveren zijn witbeige en vallen erg op omdat het staartje omhoog gehouden wordt. De poten zijn opvallend groot en olijfgroen gekleurd. De snavel is geel met een rode basis. Het verschil tussen man en vrouw is moeilijk te zien. Mannetjes zijn iets intenser grijs gekleurd op wangen, hals en borst (iets minder witgestipt) en de rode snavelbasis is feller gekleurd. Je ziet de kleine verschillen eigenlijk pas wanneer je weet wie de man en wie de vrouw is. Een enkel dier op uiterlijke kenmerken seksen is zonder ervaring niet te doen.  

Juvenielen zijn ongeveer als volwassen dieren gekleurd en getekend, maar vrijwel zonder de grijze kleur op kop, borst en buik. De snavel is bij jonge dieren geelbruin. De intensieve gele en rode kleur verschijnt pas in het najaar. Kuikens zijn geheel met zwart dons bedekt en ook de poten zijn zwart. De matzwarte snavel heeft een rode basis en de eitand is opvallend wit. 

Porseleinhoentjes leven zeer verborgen in moerassen en ondergelopen weilanden. De mannetjes verraden hun aanwezigheid door hun vrij luide, scherpe, fluitende roep (‘huuieett’). Soms wagen ze zich buiten de dichte moerasbegroeiing en krijg je ze te zien. Hun nest wordt gemaakt van dode grassen en zeggen en wordt gebouwd in of onder pollen moerasvegetatie. Er worden 6 tot 14 eieren (meestal 10-12) gelegd, waarvan de grondkleur bruinbeige is en roodbruine vlekken vertonen. Beide geslachten broeden en verzorgen de jongen.

Porseleinhoentjes komen door geheel Europa voor, zij het heel plaatselijk. Meer naar het oosten is het voorkomen minder verbrokkeld. De Europese populatie omvat 50.000 tot 180.000 dieren waarvan het overgrote deel in Oost Europa en voormalige Sovjetstaten. Nederland herbergt, afhankelijk van goede broedomstandigheden, tussen de 150 en 300 broedparen. Ze overwinteren in Afrika en komen vanaf half maart weer terug in de broedgebieden. 

Aanschaf

Om de dieren aan te schaffen moest ik een flink eind Duitsland in. Hier kocht ik eind augustus 2005 één koppel porseleinhoen plus een losse man (en één koppel kwartelkoningen), alles DNA gesekst. De losse man werd meegenomen voor een bevriende Belgische kweker. De vogels werden per soort apart in een kleine, lage kartonnen doos vervoerd. Op de bodem lag hooi.

Bij aankomst was de kophuid van één van de mannetjes beschadigd. In verband met verwantschap was dat mannetje voor mijzelf bedoeld. Het mannetje was hierdoor wel herkenbaar. Dit plekje is pas na de rui weer goed bevederd geraakt.

Aanvankelijk werden alle vogels bij elkaar gehuisvest, eerst nog even binnen, later naar buiten. Omdat het Afrika-gangers zijn werden ze tegen de winter weer binnengehaald en gehuisvest in een kooi van 1,25x0,6x0,8 m. Deze kooi was bedekt met potgrond of turfmolm. Door hun mest en geknoei met water moest ik vaak verschonen. De poten zijn kwetsbaar voor kloven die gemakkelijk ontstaan in de zure mest. In het voorjaar, bij het eerste goede weer en goede vooruitzichten in maart, werden de dieren in hun buitenvolière geplaatst. 

Volière

Het paar werd in 2006 gehuisvest in een geheel open volière van 2,5x1,5x1,8 m. (lxbxh), voorzien van gaas van 13x13 mm. De bovenkant is overdekt met nylonnet met mazen van 2,5 cm. De bodem bestaat uit zwarte grond met een ingegraven douchebak. Hierin groeiden enkele zegge-, pitrus- en lissenpollen. De douchebak bevatte niet altijd water. Buiten de bak groeide hier en daar ook riet, gras of pitrus. Er waren geen medebewoners. Een jaar later werden de vogels gehuisvest in een andere volière van dezelfde afmeting maar met een klein betonvijvertje (circa 0,1 vierkante meter) en een begroeiing van één kleine conifeer, hosta, brandnetel, olifantsgras en veldbies. Hier was één medebewoner (vrouwtje kwartelkoning). 

Voedsel

Het voedsel voor de volwassen dieren bestond door het jaar heen uit Lundi regular. Dit werd in het winterhalfjaar aangevuld met onkruid- of tropenzaad en af en toe wat meelwormen. In de zomerperiode werden naast Lundi bijna dagelijks meelwormen gegeven. Verder kregen de vogels in de volière wel wat levende insecten en zaden te pakken. Het drinkwater was, naast badwater in een schaal of water in de douchebak, altijd beschikbaar in gewone drinktorens van 1,5 liter. 

Kweekjaar 2006

De dieren hielden zich goed in de buitenvolière. Er werd goed gegeten en de vogels zagen er prachtig uit. Bij het benaderen van de volière verborgen de dieren zich direct tussen planten en ik heb regelmatig moeten zoeken. Ze rennen zeer behendig van de ene naar de andere hoek. ’s Avonds vond ik ze vaak hoger, op stok.
Omdat Braziliaanse witborstrallen gebruik maken van nestkastjes had ik twee met hooi gevulde   parkietennestkastjes (24x15x15 cm.; opening 5,5 cm.) op de bodem in de volière geplaatst.

Half april kon ik zien dat er een nestje gemaakt was in één van de nestkastjes. Daar lag enkele dagen later een ei in. Dag twéé geen ei, maar vanaf dag drie bijna dagelijks een ei. Soms werd er een dag overgeslagen. Er werd maar doorgelegd: 14, 16, 18 eieren ... De eieren lagen al op elkaar en ik moest enkele van de onderste verwijderen en in een broedmachine leggen. Ik was bang met twee vrouwtjes van doen te hebben, temeer daar ik ze nooit hoorde roepen. Overdag werd gebroed (de man), maar ’s avonds waren de eieren koud omdat er dan niet gebroed werd. Omdat de broedtaken verdeeld zijn tussen man en vrouw heb ik, toen de eieren na de zoveelste controle ’s morgens om 5 uur weer koud waren, niet langer gewacht en als noodmaatregel de eieren weggenomen en ze in de broedmachine gelegd. Van dit legsel, onderhand zo’n 22 eieren, is geen enkel jong groot gekomen. Vermoedelijk zijn de embryo’s in een vroeg stadium afgestorven door de grote temperatuurschommelingen.  

Ongeveer twee weken na het verwijderen van het eerste legsel werd een tweede legsel gestart. Er lagen inmiddels vijf eieren in het nest toen ik op een ochtend het mannetje hoorde roepen. Toen ik eenmaal besefte dat het het porseleinhoen was, kreeg ik een onprettig vermoeden. Dit vermoeden werd waarheid toen ik de volière betrad en het vrouwtje dood zag liggen. Totaal onbeschadigd en goed in het vlees. Is het leggen van zoveel eieren haar noodlottig geworden? De vijf inmiddels gelegde eieren werden in een zeer nauwkeurige broedmachine bij een kennis gelegd. Hieruit werd één kuiken geboren.

Hoewel ik enkele jaren ervaring heb met handopfok van waterrallen kreeg ik dit kuiken niet aan het eten. Het bedelde en sperde gewoon niet, iets wat waterralkuikens gemakkelijk doen. Tja, en na twee dagen weigeren van eten was het kuiken zo verzwakt dat het stierf.  

Kweekjaar 2007

Omdat het vrouwtje dood was heb ik half oktober 2006 opnieuw een reisje naar Duitsland gemaakt. De bijplaatsing van het nieuwe vrouwtje verliep probleemloos. Omdat de winter zacht was en het binnenhouden van de rallen slecht bevallen was, heb ik de dieren zo lang mogelijk buiten gehouden. Ook bij nachtvorst bleven ze buiten en ook lichte vorst (< 5 graden) deerde hen totaal niet. Pas toen strengere vorst werd aangekondigd haalde ik de dieren gedurende de vorstperiode binnen. Dit buiten overwinteren is me uitstekend bevallen.

Inmiddels was het paar verhuisd naar de oude kwartelkoningvolière met als medebewoner één losse vrouw kwartelkoning.

In het voorjaar van 2007 werd mijn geduld lang op de proef gesteld. Wederom merkte ik dat de man nooit riep en van de op de grond geplaatste nestkastjes werd geen gebruik gemaakt. Pas in juni werd een eigen nest gebouwd. Toevallig of niet, maar het bevond zich op precies dezelfde plaats als het kwartelkoningnest van het jaar daarvoor. Misschien hebben het oude nestkommetje en oude strootjes het vrouwtje ertoe verleid om hier ook haar nest te bouwen.

Op 16 juni werd het eerste ei gelegd. Bijna dagelijks kwam er een bij. Na het leggen van het tweede ei werd twee dagen pauze ingelast en na het vijfde ei één dag legpauze, zodat op 24 juni het legsel van zes eieren kompleet was. Bij het vijfde ei werd voor het eerst de man broedend aangetroffen. Zowel de man, die ’s middags en aan het begin van de avond broedde, als de vrouw broedden vast en voorbeeldig. Ook bij fotograferen werd onverstoorbaar doorgebroed. Toen ik na circa tien dagen broeden wilde schouwen en foto’s maken, vond ik twee van de eieren buiten het nest waarvan er één bevrucht was. Van de vier eieren in het nest waren er minimaal drie bevrucht. Ik legde alle zes de eieren weer in het nest en binnen een half uur werd er weer gebroed. Helaas lagen de volgende dag wéér twee eieren uit de nestkom. Toen heb ik besloten om de eieren te rapen en ze uit te laten komen in de broedmachine. Dit resulteerde in vier gezonde kuikens die na een broedduur van 16-17 dagen uitgekomen waren. Het broeden duurde wat korter dan in de literatuur vermeld wordt (18-19 dagen). De andere eieren waren onbevrucht. Ook deze kuikens sperden slecht en kregen naar mijn mening veel te weinig binnen. Ze stierven na enkele dagen.  

Ongeveer 10-12 dagen na het wegnemen van het eerste legsel was het vrouwtje, in hetzelfde nest, opnieuw begonnen met een tweede legsel (eerste ei op 16 juli). Ook nu werd bijna dagelijks een ei gelegd (één dag pauze na het eerste ei) tot er in totaal zes eieren waren. Broeden gebeurde vanaf het zesde en laatste ei. Er werd vast en regelmatig gebroed en wederom waren enkele eieren bevrucht. Enkele dagen voor het uitkomen lagen er weer twee eieren buiten het nest. Hiervan was er één bevrucht en dit heb ik, tegen beter weten in, in een uitkomstmachine gelegd. Het kuiken kwam uit en ik liet het in de machine. Wonderwel sperde het porseleinhoenkuiken nu wel en het wilde ook eten. Ongeveer om de twee uur hield ik het kuiken eten voor. Het werd goed gepakt en opgegeten. Het kuiken groeide. Gevoerd werd met gehalveerde, in water gedoopte, witte meelwormen, pinky’s en diepvriesbuffalo’s. Na enkele maaltijden kwam daar geweekte Lundi microkorrel (30% eiwit) bij. Na circa vijf, zes dagen begon het kuiken zelf wat te pikken aan drijvende Lundi, pinky’s en buffalo’s. Toen ik de zevende dag voor mijn werk een lange dag weg moest, was het kuiken bij thuiskomst hongerig, maar verzwakt. De zwakte nam snel toe en twee dagen later was het dood. Vermoedelijk kon het tekort van die dag afwezigheid niet meer ingehaald worden en uitputting is het kuiken noodlottig geworden.

Het koppel bleef echter op drie resterende eieren prima doorbroeden (het vierde ei vond ik later ook buiten de nestrand). Uiteraard, door schade en schande wijs geworden, vertrouwde ik deze eieren aan de ouders zelf toe. De kuikens kwamen door natuurbroed rond 6 augustus goed uit. Gedurende de eerste dagen bleven ze in het nest en werden ze warm gehouden door een van de ouders. Maar de derde dag, toen ik een foto wilde nemen, vluchtten ze het nest uit. Als voer werd hetzelfde aangeboden als bij het met de hand opgefokte kuiken. Twee maal daags werd een portie pinky’s gegeven, diepvriesbuffalo’s en Lundi micro in een schaal water. Daarnaast stond permanent Lundi regular voor de ouders en de kwartelkoning klaar. De kuikens groeiden hard en waren na vier, vijf dagen supersnel en zeer wendbaar en ze verborgen zich in en onder allerlei kieren. Het was nog een hele klus om ze te pakken te krijgen voor het ringen op de zesde dag. Het ringen (5,0 mm.) ging nog perfect, maar ik had geen twee dagen meer moeten wachten. Deze ringmaat is op dringend advies van de kweker in Duitsland gebruikt en deze is ook toegestaan in de Nederlandse wetgeving. De door Nederlandse vogelbonden opgegeven adviesmaat van 4,5 mm. zit bij jonge dieren al krap rond het loopbeen.

De jongen groeiden goed en waren na zo’n drie weken al flink bevederd, maar lichamelijk nog lang niet volgroeid. De ouders kwamen prima door de rui. Tot in december is het gezin porseleinhoen buiten gebleven tot er een bruine rat op bezoek kwam en dat is hen noodlottig geworden. 

BEC show 2007

Dat ik niet de enige ben die kweekresultaten behaald heeft in 2007 blijkt wel uit een ingezonden vogel op de BEC-show in 2007. Ik heb van de inzender begrepen dat het ook in dit geval ging om een natuurbroed en opfok bij de ouders in een ruime en goed beplante buitenvolière. 

Conclusie over het houden en kweken van het porseleinhoen in volières

Door hun schuwheid die ze van nature hebben zijn porseleinhoentjes in een goed beplante volière moeilijk te zien, maar wild of vliegerig zijn ze absoluut niet. Gepaarde dieren zijn in ieder geval niet lawaaierig. Indien geroepen wordt is dit niet irritant, maar je wordt er ook niet vrolijk van.

Ze vertonen in de trektijd geen onrust en zijn in ieder geval tot en met lichte vorst winterhard. Opnemen van kunstmatig pellet of geextrudeerd voer is probleemloos. Ze komen op natuurlijke wijze tot broeden en beide partners kunnen hierbij hun natuurlijk gedrag vertonen. Het opfokken met de hand is in ieder geval tijdrovend of het verloopt zeer moeizaam. Mogelijk dat bij meer ervaring en “weetjes” handopfok wel goed lukt. Natuurbroed en –opfok verlopen, ook in een relatief kleine volière, probleemloos. Tijdens het opgroeien kan diepvries voer en levend voer, aangevuld met kunstmatige korrel, aangeboden worden. Waarschijnlijk kunnen de kuikens ook wel opgroeien van uitsluitend kunstmatige korrel. Porseleinhoentjes zijn niet agressief of vervelend tegenover andere vogels en kunnen samen gehouden worden met andere grondvogels, zaad- en insecteneters. 

Geraadpleegde literatuur:

- Cramp S. 1980. Birds of the Western Palearctic volume II. Oxford University Press.
- Emmers J. 2005.
Ervaringen met het porseleinhoen. Aviornis jrg. 32, nummer 186, blz.:60-61.
- Jager K. 2002. Porseleinhoen Porzana porzana blz 186-187; in SOVON 2002. Atlas van de  Nederlandse broedvogels 1998-2000.
Leiden.
- Taylor B & B van Perlo 1998. Rails A guide to the rails, crakes, gallinules and coots of the World.
   Pica Press, Sussex
- Van Balen A. zonder jaartal. Fokverslag van de Braziliaanse dwergral of witborstral (internet)     http://www.Vogelweb.Com/Vogelnet/Kweeknet 

Foto 1: Volwassen vrouwtje (6 september 2007)
Foto 2: Mannetje broedend op nest (1 juli 2007)
Foto 3: Zeslegsel van porseleinhoen (let op 2 eieren buiten de nestkom, 3 juli 2007)
Foto 4: Twee kuikens (waarvan één net uitgekomen) en 2 eieren in uitkomstmachine