DE GRAUWE VLIEGENVANGER door Lou Megens
De familie van de vliegenvangers (Muscicapidae) bestaat uit kleine insectenetende vogels, die hun prooi in de vlucht vanaf een open zitplaats vangen. Zij hebben allemaal karakteriserende brede, platte snavels voor het vangen van vliegende insecten.
De meest bekende soort in Nederland is de Grauwe Vliegenvanger (Muscicapa Striata), welke te boek staat als een algemene broedvogel in Nederland. Toch zal zeker niet iedereen deze vogel kennen uit de natuur en dat komt waarschijnlijk door zijn weinig opvallende levenswijze, zang en vederpak. Deze kleine grijze vogel treft men aan op zijn uitkijkpost, waar hij langdurig stijf achtereen op de uitkijk zit. Dat is een droge tak, telegraafpaal, draad of hek. Hij kan dan opeens steil omhoog vliegen om (eveneens) vliegende insecten te vangen, maar meteen daarna keert hij met zijn buit weer terug naar zijn oude plaats. De grauwe vliegenvanger komt voor in heel Europa, Noordwest-Afrika en in het westen van Azië.
De grauwe vliegenvanger is, zoals zijn naam reeds laat raden voornamelijk grijs van kleur, op de rug donker grijsbruin en de onderzijde is lichter grijswit. Op de kruin, langs de keel en op de borst bevinden zich onderbroken strepen. Beide geslachten zijn seksueel amorf (hetzelfde gekleurd). De poten zijn - net zoals bij alle andere vliegenvangers - zwak en kort omdat ze slechts worden gebruikt om te zitten en niet om ermee rond te lopen. Daarentegen zijn vliegenvangers uitstekende vliegers. Het is werkelijk een genot om te zien hoe ze in staat zijn om de toch snelle insecten in volle vlucht te verschalken. De zang stelt betrekkelijk weinig voor, is zacht en weinig opmerkelijk.
De andere voorkomende Europese vliegenvangersoorten zijn:
Bonte Vliegenvanger (Ficedula Hypoleuca), in Nederland een schaarse broedvogel, maar hij breidt zich steeds verder uit. Komt voor vanaf de kust van Noord-Afrika, uigestrekt over geheel Europa en West-Azië.
Withals Vliegenvanger (Ficedula Albicollis), heeft meer een verspreiding naar het oosten. Als Bonte Vliegenvanger, maar met een duidelijke witte brede halsband.
Bruine Vliegenvanger (Muscicapa Latirostris): een dwaalgast uit Siberië. Duidelijk kleiner dan de Grauwe en ongestreept.
Kleine Vliegenvanger (Ficedula Parva) de kleinste vliegenvanger, in Nederland slechts doortrekker. Komt voor in beukenbossen in de bergen en voorgebergte. Overwintert in India.
De Grauwe Vliegenvanger broedt in open bossen, parken, kwekerijen, tuinen en heggen. Nestelt gewoonlijk tegen een boomstronk, in een boomholte of spleet, achter dode schors, in een klimplant, tegen huismuren, op randen etc. Ook worden halfopen nestkastjes gebruikt. Het nest bestaat uit een komvormig bouwsel dat nogal verschilt in grootte. Het nest wordt gebouwd van gras, dunne takjes, wortels, korstmos, plantenpluis, vezels en spinrag. De binnenzijde wordt afgewerkt met kleine veertjes, haar, vezels, wol en dode bladeren. Het nest wordt hoofdzakelijk door het vrouwtje gebouwd.
Omdat de vogels pas einde april, begin mei arriveren vanuit hun overwintering in Zuid Afrika (denk eens aan de afstand die deze fragiele vogels moeten afleggen!), wordt het eerste legsel ook pas in mei of juni voltooid. Zij zijn daarmee een van de latere vogels, wat goed te zien is als er eenmaal jongen zijn.
De 4-5 eieren zijn groenachtig blauw, meestal geheel bedekt met grijze of rode vlekken. Het vrouwtje broedt meestal alleen, wat zo’n 12 dagen in beslag neemt.
Als er eenmaal jongen zijn voert het vrouwtje de jongen met allerlei insecten, aangevoerd door het mannetje. Later voeren de ouders allebei. De jongen verlaten het nest na 12-14 dagen, wat met een paar dagen verlengd kan worden indien het weer slecht is. Veel paren broeden in juli nog eens en ze gebruiken hiervoor hetzelfde nest.
In augustus/september vliegen de grauwe vliegenvangers naar hun verre winterverblijven in tropisch Afrika soms wel tot aan Kaap de Goede Hoop.
De grauwe vliegenvanger is een rustige vogel die zeer goed in de volière met andere vogels gehouden kan worden. Hij is absoluut niet agressief en laat zich goed bestuderen, waarbij hij graag zijn vlinderachtige, snelle vlucht showt. Ik geef de vogels zelfgemaakt eivoer (net als al mijn andere vogels). Dat bestaat uit:
-
10 hardgekookte eieren
-
10 maatschepjes AVES opfok (in de winter vervangen door AVES kracht)
-
6 eetlepels Nutribird pallets (uni komplet)
-
beschuitmeel (niet te veel, het voer moet rul blijven)
-
10 eetlepels Klaus universeel
-
4 maatschepjes Mectom MSA (niet in de winterperiode)
-
2 eetlepels Lundi eendenkorrel (niet in de winterperiode)
Dit voer wordt aangevuld met pinkies, buffalowormen en meelwormen indien er jongen zijn. De vogels zijn helemaal niet schuw, ook niet in de natuur. Ik las een grappige passage in het boek “Het Vogeljaar” uit 1906, van Jac.P. Thijsse, waarin de grauwe vliegenvanger als volgt wordt omschreven:
“Een grauw vogeltje , dat de allures heeft van een zangvogel, maar bijna nooit zijn bekje opendeed. Stil en stom zat hij op een tak, een hek, een paal of een telegraafdraad: rechtop, de pooten ingetrokken, zoodat de veertjes van zijn buik de zitplaats raakten, grijs, de onderkant alweer lichter dan de rugzijde, doch niet overal egaal getint, maar op den kop en langs de zijden met donkere, streperige vlekjes. Van tijd tot tijd vloog hij op, maakte een fladderreisje door de lucht en keerde terug naar zijn vorige zitplaats of naar een plekje vlak in de buurt. Doordat hij geen mooie veren heeft, niet mooi zingt, niet gemakkelijk in een kooi te houden is, en bij ons niet vet genoeg is om gegeten te worden, staat hij met de menschen op zeer goede voet, zoodat hij zich in onze onmiddellijke omgeving volkomen rustig beweegt en zonder schrik zijn nest aanbrengt”.
De tijden veranderen, de grauwe vliegenvanger is wel degelijk goed in een volière te houden en te kweken, dat bewijzen de resultaten wel. Een halfopen nestkastje wordt dankbaar aanvaard en de vogel is absoluut rustig te noemen, zonder saai gedrag te vertonen. De vlinderachtige vlucht is erg mooi om naar te kijken. Inderdaad stelt de zang niet veel voor en heeft de vogel geen protserig, kleurig verenpak, maar de werkelijke schoonheid schuilt vaak in details: de nuances van grijstinten en de trotse houding van iemand die weet, qua vlieggedrag en wendbaarheid, superieur te zijn aan alle andere vogels.
Een aanwinst voor onze avicultuur, deze vogel. Dat is mijn mening. In deze tijden van heropstellen van positief/negatief lijsten is het goed om ook deze vogel aandacht te geven!
|