Belangenbehartiging Europese Cultuurvogel

Welkom op de website van B.E.C.

De vereniging die opkomt voor het belang van de Europese Cultuurvogel en het kweken ervan.

Wilt u hier ook deel van uitmaken? Meld u dan nu aan als lid.

Inloggen kweker

Kweekverslag

Terug naar overzicht
   

SUCCESVOLLE  KWEEK  MET  DE  BLAUWE  EKSTER     door Robert Paul Naeff  

Inleiding

Zijn het de mooie kleuren, de sierlijke en elegante manier van vliegen of misschien de intelligentie en de aparte geluiden die de blauwe ekster zo aantrekkelijk maken? Waarschijnlijk is het een combinatie van factoren.
Ik houd momenteel wel een stuk of twintig mooie en interessante soorten vogels in mijn volières, maar mijn favoriet is toch wel de blauwe ekster. Als de zon op zijn veren schijnt en hij vliegt speels heen en weer, dan kan ik mijn ogen er nauwelijks van afhouden.
Natuurlijk weet ik dat eksters in het algemeen niet zo’n goede naam hebben en daarom misschien niet de eerste keus zijn van een volièrevogel-liefhebber. Maar de blauwe ekster is eigenlijk nauwelijks te vergelijken met onze inheemse ekster. Hij is een stuk kleiner, mooi gekleurd en ook erg verdraagzaam tegenover andere soorten vogels.

In de winter van 2006 ben ik gestart met het houden van blauwe eksters. In eerste instantie de Aziatische soort (Cyanopica c.cyana) en later ook de Europese of Iberische soort (Cyanopica cooki). Het eerste seizoen was geen groot succes, de Europese eksters bleken twee mannen en de Aziatische blauwe eksters aten hun legsels op. In het najaar van 2006 en de winter van 2007 lukte het mij om aan poppen van de Europese soort te komen en in hetzelfde jaar slaagde ik er in enkele van deze laatste soort te kweken in mijn volière.  
Uiterlijk en voorkomen

De Europese blauwe ekster is in alle opzichten een prachtig schepsel: het lichaam heeft min of meer de kleur van een Turkse tortel, zacht beige, met een zweem van roze erdoorheen, de kop draagt een glanzend zwarte kap met witte wangen en het allermooiste zijn de vleugels en de staart: azuurblauw. Vandaar ook hun naam in het Engels: Azurewinged Magpie. De poten en snavel zijn gitzwart. De eksters maken allerlei aparte geluiden. Ze kunnen zelfs een heel zacht bescheiden liedje ten gehore brengen. Maar meestal hoor je de alarmkreten, waarbij duidelijk twee soorten geluid kunnen worden onderscheiden. De wat schrille krijsende roep, die klinkt als het gevaar in het blikveld verschijnt, maar nog ver weg is, en de heldere, bijna fluitende roep die klinkt als het gevaar, bijvoorbeeld een sperwer, dichtbij langs komt vliegen of op een volière gaat zitten. In het laatste geval hoor je zoiets als oewiep, oewiep.

Het zijn levendige vogels die graag en veel vliegen. Als de volière ruim genoeg is maken ze zelfs korte glijvluchten en zweven ze als het ware naar de zitstokken. Ze zijn ook acrobatisch en schromen niet om op hun kop aan de bovenkant van de volière te gaan hangen om een papiertje of blaadje door het gaas heen te trekken. Ze zijn ongeveer 35 cm. lang, maar de helft daarvan wordt door de lange staart ingenomen. Er is nauwelijks verschil tussen mannen en poppen. Over het algemeen zijn de mannen wat forser gebouwd en hebben ze een iets langere staart. Maar er zijn natuurlijk ook grote poppen en kleine mannen.

Het land van herkomst is het Iberisch schiereiland. Heel ver daar vandaan leeft de nauw verwante Aziatische blauwe ekster, die tot voor kort tot dezelfde soort werd gerekend als de bovenomschreven vogel, maar nu als aparte soort wordt beschouwd, ná DNA onderzoek en de vondst van fossiele resten in een grot op Gibraltar (nota bene naast de overblijfselen van Neanderthalers).

De Europese soort komt uitsluitend voor in Spanje en Portugal en men kan deze aantreffen in zogenaamde halfopen landschappen. Dus langs bosranden, akkers omringd door bossen, grote tuinen, boomgaarden, campings en natuurgebieden (bijv. Extremadura), waar veel afwisseling bestaat van bossen en open vlaktes. Het zijn sociale vogels, die bijna altijd in groepjes worden waargenomen. Buiten de broedtijd kunnen die groepjes soms grote zwermen van meer dan 100 vogels vormen. Vaak wordt er dan een bepaalde slaapplek opgezocht en brengen de vogels de nacht daar gezamenlijk door. Ook in de broedtijd vertonen de vogels koloniaal gedrag. Ze nestelen in losse kolonies in bij elkaar staande bomen, waarbij er meestal één nest per boom wordt aangetroffen. Soms zijn er zogenaamde ‘helpers’: ongepaarde vogels die een ouderkoppel assisteren met de opfok van de jongen.

De vogels zijn echte alleseters, die vooral insecten en fruit op het menu hebben staan. Maar ook afval en aas worden niet versmaad.

Waar de vogels door mensen worden gevoerd en niet worden vervolgd, kunnen ze behoorlijk tam worden. De plaatsen waar deze vogels zich dan van dichtbij laten zien zijn bijvoorbeeld campings en picknickplaatsen in of bij natuurgebieden. 

In de volière

In 2006 startte ik met het houden van Europese blauwe eksters. Helaas bleken de eerste twee vogels beide mannen, zodat ik in het najaar op zoek ging naar poppen. Ik kocht in Duitsland twee jonge poppen uit het kweekjaar 2006 en in dezelfde periode kreeg ik nog een mail uit België van iemand die mijn eerdere artikel over de blauwe ekster gelezen had en mij drie vogels aanbood uit 2004. Het zouden één man en twee poppen zijn en de man voerde beide poppen. Eén van de poppen was licht gehandicapt, want ze miste een poot. Ik kocht ook deze vogels en had nu dus in totaal drie mannen en vier poppen. Ik besloot alle vogels bij elkaar te houden. Volgens de literatuur broeden de vogels in het wild ook in kolonieverband, dus wellicht ging dat ook goed in de volière. De dieren kregen flink de ruimte: een vlucht van 6 x 6 en 2.35 m. hoog met eraan vast een lange vlucht van ruim 20 m. lang en 1,50 m. breed.

Inderdaad bleken het heel sociale vogels die zonder al te veel schermutselingen bij elkaar in één volière konden leven.

De zeven eksters kwamen de winter goed door op een dieet van hondenbrokjes (Arion adult petit 26/12). Ik stopte deze in een voerautomaat, waar ongeveer een kilo voer in gaat. Behalve dit kregen de vogels regelmatig fruit in de vorm van halve appels en soms wat druiven, bessen of pruimen. Vrijwel iedere dag kregen ze ook een paar handen meelwormen, waar ze dol op waren.

Ik had ’s winters al enkele rieten manden geprepareerd. Daar had ik zijwandjes van multiplex in gemaakt en een schuin aflopend dakje van hetzelfde materiaal. Die zijkanten waren om te voorkomen dat de andere eksters te gemakkelijk in het nest konden loeren. Een jaar eerder had ik leergeld betaald met mijn Aziatische blauwe eksters die de eieren uit de open manden haalden. In de loop van de winter ontspon zich een interessant gebeuren. De eksters bleken er een heel complex sociaal leven op na te houden. Mannen probeerden in het gevlei bij een pop te komen door haar “geschenken”, in de vorm van lekkere hapjes of takjes, aan te bieden. Sommige vogels kenden ook een vorm van  “koppie krauw”, wat we vooral kennen van  papegaaien en parkieten. Ook vonden er achtervolgingen plaats, waarbij de hele groep achter één individu aanjakkerde, overigens zonder echt gewelddadig te worden. Je zou een boek kunnen schrijven over de sociale gedragingen van deze vogels. 

Het nest

Tegen het einde van de winter bleken zich paren te hebben gevormd en eind maart was het eerste nest gereed. Eén van de koppels had een keurig nest van gedroogd gras, veertjes en mos in een van de manden gebouwd. Direct na het leggen van het eerste ei ging de pop op haar nest zitten zonder er nog vaak vanaf te komen. Maar het ging niet om echt broeden, zo bleek later, toen alle eieren ongeveer gelijktijdig uitkwamen. Waarschijnlijk is het ter bescherming van haar ei dat de pop direct vanaf dag één op het nest blijft, want ik bespeur hetzelfde gedrag bij de Aziatische soort. De man voerde de pop regelmatig op het nest, zodat deze niet of nauwelijks van haar ei af hoefde. Iedere dag werd er een mooi beige eitje met bruine spikkels gelegd, tot er zes eieren lagen. De grootte van het ei van een blauwe ekster is vergelijkbaar met dat van een merel, dus vrij klein als we naar het formaat van de vogels kijken.

Ook verscheidene andere blauwe eksters begonnen intussen met nestelmateriaal rond te vliegen en nesten te bouwen. Dit beloofde wel een héél voorspoedig kweekseizoen te worden. Ik kreeg al visioenen van volières vol blauwe eksters. Maar, zoals zo vaak, dit soort vogels in grote aantallen kweken lukt zelden. Ik dacht over 3 mannen en 4 poppen te beschikken, maar in de loop van het broedseizoen kreeg ik steeds sterker de indruk dat er een man overschoot. Eén vogel probeerde alsmaar een pop voor zich te winnen en zorgde daarmee voor erg veel onrust in de groep.

Maar hoe verging het het eerste nest? Het koppel trok zich weinig aan van alle achtervolgingen, conflicten en nestelpogingen van andere eksters. De pop zette zich begin april vast op de eieren en de man kwam haar ieder uur een lekker hapje brengen. De aanvangsdatum - begin april - kwam mooi overeen met de start van het broedseizoen in Spanje en Portugal.

Na 15 dagen broeden kwamen 4 van de 5 eieren uit. Eén ei was na een dikke week broeden verdwenen. Ik denk dat de eksters dit ei per ongeluk zelf kapot gemaakt hadden door de diepte van de nestmand. Hierdoor moesten ze als het ware van een kleine hoogte op de eieren springen. De uitgekomen jongen waren erg klein en zeer donker gekleurd.

Het was een prachtig gezicht de man met voer in de bek in het gezichtsveld van de pop te zien verschijnen. De vogels riepen dan wat tegen elkaar en het volgende moment verscheen de man op de nestrand. De pop ging na enig aandringen een beetje opzij en allebei zaten ze dan met de staart omhoog vlak naast elkaar de jongen te voeren. Zoals gezegd had ik een wat te diepe mand aan de vogels gegeven om daar hun nest in te bouwen, want ik kon duidelijk waarnemen dat de ouders eigenlijk liever van de rand van het nest wilde voeren.

De maand april was uitzonderlijk zonnig. Hoewel de blauwe eksters uit de hete binnenlanden van Spanje en Portugal afkomstig zijn en dus wel wat gewend zijn als het om zonnestraling en hitte gaat, kon ik toch merken dat de dieren deze zonneschijn en de ermee gepaard gaande warmte niet echt konden waarderen, want op het heetst van de dag werden ze wat rusteloos.

Ondertussen gaf ik de eksters grote hoeveelheden levende en diepvriesinsecten zoals vleesmaden, treksprinkhanen, meelwormen en buffalo’s en verder iedere dag een eendagskuiken. Het leek allemaal goed te gaan, de jongen groeiden voorspoedig en ik zag pa regelmatig met voer in de bek naar het nest gaan. Na enkele dagen bemerkte ik echter een toenemende onrust bij de ouders. Het nest zag er niet zo best uit. Er lag een weldoorvoed, puntgaaf, maar wel dood jong in en verder een heel klein achtergebleven jong, een middelmatig gegroeid jong en een groot jong. Ik verwijderde het dode jong en besloot tevens het hele kleine en het iets grotere jong weg te nemen. Het grootste jong bleef dus achter. Naar de reden van de dood van één der jongen kon ik slechts raden. Was het de abnormale temperatuur en dus vochtgebrek geweest? Maar waarom zag hij er dan niet uitgedroogd uit?

Binnen in huis schakelden de twee nog kale jongen moeiteloos over op handopfok, maar al na een dag besloot ik om het beste jong van de twee gewoon weer terug te leggen in het eksternest. Ik kon geen afwijkingen aan de achtergebleven jonge blauwe ekster ontdekken en de ouders voerden gewoon goed.

Ik probeer handopfok als het even kan altijd te vermijden. Niet alleen omdat ik het veel mooier vind om de ouders hun jongen te zien grootbrengen in de volière, maar ook omdat handopfok nu eenmaal enorm tijdrovend is.

Het kleine niet groeiende jong heb ik nog een paar dagen gevoerd en hoewel hij goed bleef eten en ook geen afwijkende ontlasting produceerde, groeide het diertje geen millimeter. Ik besloot het uiteindelijk dan ook maar uit zijn lijden te verlossen. 

Het verdere verloop

Het teruggeplaatste en het grotere jong deden het vervolgens uitstekend en groeiden als kool. Op een leeftijd van een dag of  acht besloot ik ze te ringen. Officieel wordt geadviseerd blauwe eksters met 6.0 of zelfs 6.5 mm. te ringen, maar dit blijkt veel te ruim. De ring gaat er op volwassen leeftijd dan wel niet meer vanaf, maar bungelt hinderlijk ruim om het loopbeen van de vogel. Ik ringde ditmaal met 5.4 mm., wat mijns inziens nog wat te groot is. Vandaar ook dat ik zo laat nog kon ringen. Beter lijkt mij dan ook om 4. 5 mm. voor de Europese blauwe ekster te gebruiken en 5.0 mm. voor de iets grotere Aziatische blauwe ekster. Het ringen gaf geen enkel probleem en ik hoefde zelfs de ringen niet te camoufleren. Iedere dag ging ik even op een krukje staan en keek met behulp van een spiegeltje in het nest. Met de dag zag je de jonge eksters groeien. Op een leeftijd van 10 dagen zaten ze al behoorlijk in de veren en verschillende collega vogelhouders raadden mij aan de jonge eksters verder met de hand groot te brengen. Ik besloot dat niet te doen want de oudervogels kweten zich uitstekend van hun taak en ik wilde het hele broedproces meemaken.

Op een leeftijd van 14 dagen stonden de jonge eksters op uitvliegen en het gekke was dat de pop ineens weer continu bij de jongen zat. En dat, terwijl ze in de dagen ervoor veel rondvloog en evenals de man regelmatig voer aandroeg. U raadt het al: ze was weer begonnen met leggen. Om het nieuwe legsel heel te houden plaatste ik de jongen in een lege mand die vlak bij het nest hing. Dit gaf geen enkel probleem. Pa voerde de pop op het nest en en passant ook de jongen in de nabijgelegen mand. Op een leeftijd van 16 dagen vlogen de jonge eksters definitief uit en verstopten zich direct in het struikgewas, met name in een dicht bebladerde laurierkers. Pa vond de jongen feilloos en bracht ze regelmatig voer. Het aangebrachte voedsel bestond in deze tijd voornamelijk uit bepoederde meelwormen. Buffalo’s en vleesmaden werden maar zeer mondjesmaat aan de jongen doorgegeven.

In de eerste dagen kostte het soms moeite om de jonge vogels terug te vinden. Urenlang konden ze stil zitten op een verborgen plek in de begroeiing. Op een gegeven moment kreeg ik in de gaten dat iedere vogel min of meer zijn eigen schuil- of favoriete plek had en ik kon dus makkelijker zien of alles goed ging met de jongen.

Ondertussen leek het er op dat het met de andere koppels blauwe eksters weinig ging worden. Er werd volop gesleept met nestelmateriaal en er werden met veel ijver verschillende nesten gebouwd, die helaas keer op keer net zo ijverig weer werden afgebroken. Ook werd er regelmatig onderling veel nestelmateriaal gestolen. Er was duidelijk iets mis. Eindeloos werd er heen en weer gevlogen, gekibbeld, geknuffeld, achtervolgd en gebaltst. Ook werden er af en toe veren bij een vogel uitgetrokken die dan vrolijk als nestmateriaal ‘aangeboden’ werden aan een ander exemplaar om daarmee een nest van binnen te bekleden. Omdat ik geen kleurringen bij de vogels had aangebracht was het me op een gegeven moment volstrekt onduidelijk wie bij wie hoorde. Pas aan het eind van het seizoen kwam de oplossing van het raadsel. Ik had iedereen van kleurringen voorzien en de ‘gesekste’ vogels nogmaals laten seksen. Wat ik dacht bleek waar: de zogenaamde 1-2 uit België bleken 2-1 te zijn. Hierdoor had ik in het broedseizoen dus vier mannen en drie poppen bij elkaar zitten. De overtollige man zorgde alsmaar voor onrust. Als ik dat geweten had en bijvoorbeeld drie koppels bij elkaar had gehad, dan zou de afloop een stuk beter zijn geweest. De vogels waren immers allemaal in conditie en wilden maar al te graag.

Een week of twee na het uitvliegen waren de jonge blauwe eksters min of meer zelfstandig. Ze werden af en toe nog bijgevoerd door de eksterman, maar ik zag ze ook regelmatig zelf eten. Ondertussen waren ook de eieren van de tweede ronde uitgekomen. De vier piepkleine pasgeboren jongen leefden niet lang. Zodra pa blauwe ekster met voer aan kwam zetten, verschenen de vrijwel zelfstandige jongen van het eerste nest en bedelden net zo lang tot zij het voer toegestopt kregen. Voor ik het allemaal goed en wel in de gaten kreeg en kon ingrijpen waren de kleine jongen al uit het nest verdwenen!

Aan het eind van het broedseizoen werd de stemming onder de eksters grimmiger. Er werd zo nu en dan ook gevochten en het verenplukken nam steeds ernstiger vormen aan. Toen één van de vogels ook nog eens bijna een oog verloor (nooit meer helemaal goed gekomen), besloot ik dat het tijd werd de grootste lastpost te separeren en was het seizoen voorbij.

Besluit

Ik eindigde het seizoen met slechts twee jongen op stok. Na DNA-analyse van hun veren bleken het een man en een pop te zijn. Geen indrukwekkend aantal natuurlijk, maar voor mij een heel bevredigend resultaat. Ik heb ook goede hoop voor het volgende seizoen, want ik heb de indruk dat het kweken van deze soort, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan, niet al te moeilijk is.

Voor het komende seizoen zet ik trouwens één koppel apart en twee koppels bij elkaar in één vlucht om eens te zien wat beter fokt. Eerlijk gezegd denk ik dat het mogelijk moet zijn de vogels in een groep te kweken, maar de toekomst zal dat moeten gaan uitwijzen.

Ik ben er wel achter gekomen dat het sociale gedrag van deze soort behoorlijk ingewikkeld in elkaar steekt. Als je bijvoorbeeld twee gekoppelde vogels uit elkaar haalt, en ze een tijdje in gescheiden vluchten plaatst, ze vervolgens weer bij elkaar zet, dan ‘herkennen’ de voormalige partners elkaar ogenschijnlijk niet. Geen blij weerzien, maar boze achtervolgingen en schermutselingen volgen. Dit duurt meestal niet langer dan een half uur. Ook vindt er vrij gemakkelijk wisseling van partner plaats. Bepaald geen huwelijk voor het leven zoals ook in verschillende boeken te lezen is.  

Al met al een zeer interessante volièrevogel die door zijn intelligentie, fraaie uiterlijk en enorm scala aan geluiden en gedragingen, een aanwinst voor de avicultuur genoemd mag worden. Op het ogenblik zijn er maar weinig mensen in Nederland en België, die deze soort in hun volières houden en het is dan ook te hopen dat er in de nabije toekomst wat meer liefhebbers/kwekers bijkomen.  

Voor vragen en/of opmerkingen: r.p.naeff@planet.nl

 

Geraadpleegde literatuur:

*  Stanley Cramp e.a.: Handbook of the Birds of Europe the Middle East and North Africa - The Birds of the Western Palearctic,  Volume VIII,  Crows to Finches – Oxford University Press – 1994 – blz. 260 t/m 269

* Steve Madge and Hilary Burn – Crows & Jays plaat 12 blz. 24, 25 en tekstpagina 111 van de Helm Identification Guides

* R. Munoz - Pulido, L.M. Bautista en J.A. en J.C.Alonso – Breedingsucces of Azurewinged Magpies (Cyanopica cyana) in Central Spain - Internet

* Smithonian National Zoological Park - Cave Secrets solve magpie mystery - Internet

* Wikipedia the Free Encyclopedia - Azure-winged magpie - Internet