MIJN KWEEK MET DE BIJENETER door Jan Walma
In mijn vorige verslag schreef ik over mijn eerste kweek met de Europese bijeneter (Merops apiaster). Na deze succesvolle kweek heb ik een aantal dingen veranderd. Ik heb o.m. een nieuwe broedwand gebouwd. Het idee daarvoor deed ik op in Duitsland bij een kweker die intensief met zijn vogels en met de inrichting van zijn volières bezig is. Zijn tuin en zijn volières zitten vol verrassingen, alles is prachtig ingericht het is een waar vogelparadijs. Hij heeft mij uitgelegd hoe hij zijn broedwanden bouwt en hoe je de nesten toch gemakkelijk kunt controleren. Ik ben toen als volgt te werk gegaan.
Nadat ik de oude broedwand gesloopt had heb ik eerst een frame gemaakt. Dit frame is opgebouwd uit een paar in de grond gezette palen, waarop met ijzerdraad een betonijzeren netwerk gebouwd wordt. Dit betonijzer moet tevoren in model gebogen worden om het model van je broedwand te bepalen. Je moet hiervoor wel enige fantasie hebben oftewel moet je het eindresultaat al voor ogen hebben. Een schets van wat je precies wilt maken kan ook handig zijn.
Als het frame klaar is wordt dit bekleed met gegalvaniseerd kippengaas en ook dit kun je weer in model buigen al naar gelang de vorm van de broedwand. Je kunt bijvoorbeeld ook halverwege plantenrichels maken óf helemaal bovenaan. Daar kunnen dan overhangende planten in gezet worden (denk wel aan water geven!).
Als het model van kippengaas klaar is komt de volgende klus. Je neemt een stapel oude juten zakken (aardappelzakken). Vaak te verkrijgen bij een akkerbouwer, vooral bij boeren die pootaardappelen verbouwen. Verder neem je een zak portland cement, een speciekuip en water. De cement wordt met water vermengd tot er een dikke speciepap ontstaat en daar stop je de juten zakken in tot ze helemaal doordrenkt zijn van de speciepap. Vervolgens laat je ze enigszins uitlekken en hangt ze tegen de wand van kippengaas. Daar kun je ze bevestigen met ijzerdraadjes die je door de juten zak steekt en vastmaakt aan het kippengaas. Eigenlijk is dit een klus voor twee mensen! Houd wel rekening met de vlieggaten in de broedwand; deze kunnen er met een schaar eenvoudig in gemaakt worden zolang de juten zakken nog nat zijn. Ook kun je bijvoorbeeld enkele boomwortels uit de wand laten steken. Zo bekleed je de hele wand. Na enkele dagen van drogen staat er een betonwand.
Als de wand droog is maak je opnieuw (niet te natte) specie klaar (metselspecie). Hiermee bekleed je de hele wand met behulp van bijvoorbeeld een plakspaan, te beginnen onderaan. Als de wand te steil is, kun je het in etappes doen. Als de wand klaar is laat hem dan rustig aandrogen.
De volgende stap is de afwerking. Dat doe je met vorstbestendige tegellijm en droog zand. Zoek goed uit welke kleur of kleuren je de broedwand wilt geven. Er zijn natuurlijk verschillende kleuren zand te krijgen. Misschien zijn er bij een bouwput in de buurt ideeën op te doen? Je kunt bijvoorbeeld verschillende grondlagen op je broedwand aanbrengen. Als je dan ook nog wat boomwortels gebruikt dan zal het net een echte afgraving lijken.
Je maakt tegellijm klaar en smeert hiermee de wand in. Daarna smijt je met veel kracht het droge zand tegen de wand zodat het goed vast komt te zitten. Als het droog is is de broedwand klaar.
De achterkant is iets anders, deze is vrij ruw en staat op ongeveer 80 tot 100 cm. van de achterwand van de volière Aan deze achterwand worden de nestkasten bevestigd. De ruimte tussen de wand en de nestkasten wordt overbrugd door een houten tunnel van 10 bij 10 cm., met een lengte van 60 - 80 cm. De nestkasten zijn ongeveer 20 (hoogte) x 20 (breedte) x 35 cm. (lengte). Als de nestkasten hangen en je maakt de tunnel ertussen dan blijven er hier en daar kieren zitten, maar die vul ik op met Pur-schuim. De overtollige resten kun je de volgende dag wegsnijden of eraf breken. Zorg wel dat het deksel van zowel de kast als van de tunnel alleen geschroefd wordt, zodat je altijd nog controle kan doen.
Als alles hangt word het geheel gevuld met flugsand; de gang helemaal en de kast voor ongeveer 2/3 deel. Flugsand is een grofkorrelig, lichtgewicht materiaal, dat goed vocht vasthoudt. Ik heb het niet aangestampt, maar los gestort. Voor meer info: kijk gewoon even op Google. Zo heb ik zeven nestkasten hangen op verschillende hoogten. Aan de voorkant is het flugsand goed te zien. Je kunt dan ook goed zien of de bijeneters aan het graven zijn.
Als ze broeddrift krijgen is dat gemakkelijk te zien: ze gaan dan namelijk de tunnel uitgraven.Vervolgens stijgt de spanning! Ik heb het over 2007. Op 6 juni werd er meteen flink gegraven. De hoop flugsand voor de wand werd elke dag groter en op 10 juni kon ik met een zaklamp tot in de nestkast kijken; de tunnel was dus klaar. Op 17 juni deed ik nestcontrole nadat ik gekeken had of alle vogels wel in de ren waren.
En inderdaad: er lagen twee eieren in de kast. Mijn geluk kon niet op. Maar er kwam een zwarte dag: ik kreeg controle van politie, geassisteerd door enkele “deskundigen”. Ik vroeg hen om de bijeneters met rust te laten. Dat beloofden ze, maar later bleek uit foto’s dat ze de vogels toch in handen hadden gehad. De kweek was dus verstoord en toen ik na enkele dagen – op 21 juni - weer controleerde, had de pop nog maar drie eieren. In totaal werden het er uiteindelijk vijf (24 juni).
Verschrikkelijk jammer dat ze verstoord moesten worden, maar de controleurs werden kennelijk niet gehinderd door kennis van zaken of enig inzicht in de beweegredenen en serieuze gevoelens van een vogelliefhebber.
Op 9 juli heb ik foto’s genomen en twee onbevruchte eieren weggepakt. Op 15 juli was het zover: twee jonge bijeneters en nóg een ei. Op 16 juli waren er drie jongen, maar op 21 juli ging het mis: er lag één dood jong in het nest. Gelukkig zagen de andere twee er goed uit.
Toch lag er de volgende dag wéér een jong dood en op 23 juli begaf de laatste van de drie het ook. Helaas. Een volgend jaar hopelijk beter.
Ik heb in ieder geval genoeg foto’s genomen. Voor de liefhebbers, maar ook voor diegenen die niet (willen) begrijpen waartoe serieuze liefhebbers in staat zijn. Om Peter Franssen te citeren: “Afgunst moet je verdienen”.
De voeding is, in vergelijking met het vorige verslag, weinig veranderd:
80% meelwormen, 5% moriowormen, 15% krekels, sprinkhanen, bijen, hommels en libellen.
De meelwormen geef ik een jaar rond zoveel mogelijk paardebloemblad, wortels en/of witte klaver. De vogels hebben hier zeker baat bij: ze kleuren beter en zijn steeds in goede conditie.
De Europese Bijeneter: de kweek blijft een uitdaging!
Nog vragen? Bel 0527 – 686034 (na 18.00 uur)
|