KWEEKERVARINGEN MET DE SIBERISCHE LIJSTER door Robert Paul Naeff
Inleiding
Al jarenlang ben ik een groot liefhebber van de lijsterachtige. Met verschillende soorten heb ik gekweekt en sommige soorten blijven favoriet, ook na jaren houden en kweken. Maar soms wil men met iets nieuws beginnen.
De Siberische lijster stond al heel lang op mijn verlanglijstje. Het is een soort die tot de jaren 90 van de vorige eeuw nog wel eens werd ingevoerd voor liefhebbers van volièrevogels, maar die een paar jaar geleden eigenlijk nergens meer te vinden was. Samen met vogelvriend Henk speurde ik internet af, maar na enkele jaren leek het een heilloze zoektocht. Daar kwam bij dat deze vogels tegenwoordig tot de Europese vogels worden gerekend en derhalve correct geringd moeten zijn met een vaste voetring. Ik kreeg op een gegeven moment een ongeringde Siberische lijsterman aangeboden. Ik moest hem weigeren omdat ik geen illegale vogel wilde.
Het was Henk die uiteindelijk als eerste via zijn uitgebreide netwerk aan enkele goed geringde vogels wist te komen. Ze waren afkomstig uit kweekbestanden van liefhebbers in Tsjechië, Duitsland en Engeland.
Uiterlijk, verspreidingsgebied en gedrag
De Siberische lijster (Zoothera siberica) is een vrij kleine, slanke lijstersoort, waarvan met name het mannetje een apart en fraai verenkleed bezit. De mannen zijn overwegend donker blauwgrijs op kop, rug, flanken en staart en hebben een witte streep op de buik. Op de kop hebben ze boven het oog een opvallende spierwitte wenkbrauwstreep. De eerstejaars mannen zijn wat minder fraai: ze zijn veel grijzer dan de overjarige mannen en hebben daarbij veel meer bruin en spikkels in hun verenkleed. De poppen zijn egaal bruin op rug en vleugels en hebben een soort geschubde vlekkentekening op de buik en een enigszins gestreepte kop. Eerstejaars poppen zijn niet of nauwelijks van overjarige poppen te onderscheiden. Beide geslachten hebben een vrij donkere snavel en lichtbruine poten. Ze hebben het formaat van een slanke zanglijster. Opvallend is de kleine smalle kop en de vrij korte staart die in ruststand aan het uiteinde taps toeloopt.
Er bestaat ook nog een ondersoort: de Zoothera siberica davisoni. Deze wijkt qua kleur wat af van de nominaat. Hij is veel donkerder, meer blauwzwart en heeft kleinere witte vlekjes onder de staart. Wel bezit hij ook de kenmerkende witte streep boven het oog. Ook de davisoni komt voor in de volière, maar hij is zeldzamer dan de nominaatvorm. Het lijkt er trouwens op dat er ook tussenvormen van beide ondersoorten bestaan. Bij mijn eigen vogels zag ik zowel kenmerken van de nominaat als van de davisoni in één en dezelfde vogel.
De Siberische lijster broedt in Oost Rusland, delen van Siberië, Noord Mongolië en Noord Oost China. Het exacte verspreidingsgebied is onbekend. In veel geschikte gebieden ontbreekt de soort om onduidelijke redenen. De davisoni ondersoort broedt op Sachalin, de zuidelijke Kuril eilanden en een gedeelte van Japan (Hokkaido en Honshu). De lijsters zijn echte trekvogels en na het broedseizoen, in de periode begin september tot half oktober, gaan nominaat en ondersoort (soms in gemengde groepen) naar zuidelijker streken. Jonge, pas zelfstandige vogels zijn al eerder vertrokken (augustus). De trekroute van de lijsters voert door Siberië, China, Mongolië en Korea en de meeste vogels arriveren uiteindelijk rond midden oktober in hun overwinteringgebieden, die zich van Noord Oost India naar het oosten toe uitstrekken tot in Maleisië. De laatste vogels komen soms pas in december aan op het schiereiland Fraser’s Hill op Maleisië.
De Siberische lijster wordt op heel veel plaatsen als zeer zeldzame dwaalgast waargenomen, o.a. op Taiwan, grote delen van Europa en in Polen. In Hongarije werden enkele malen zelfs kleine groepjes gesignaleerd. In de rest van Europa gaat het om een enkel verdwaald exemplaar: in Engeland tot 1999: zeven stuks, in Frankrijk vijf, in België twee en in Nederland zijn er tot nog toe officieel twee waargenomen in het wild.
De Siberische lijster broedt voornamelijk in de uitgestrekte conifeer-/naaldwouden en gemengde bossen van Siberië en dan voornamelijk in het laagland. Meestal in vochtige gebieden zoals rivierdalen, maar er zijn ook gebieden waar de vogels de voorkeur geven aan heuvels of beboste berghellingen. Het broedseizoen begint eind mei en loopt tot half augustus. Er wordt een echt komvormig lijsternest, bestaande uit takjes, twijgjes, gras, mos en modder door de vogels gebouwd. De binnenkant van het nest bestaat uit fijner materiaal en er worden 4-5 lichtblauwe eitjes met kleine spikkels gelegd. De broedduur bedraagt 11-12 dagen en waarschijnlijk zijn er meerdere broedrondes, want in de volière doen de vogels twee en soms drie rondes.
In de volière
In seizoen 2009 lukte het mij dus om via mijn vogelvriend Henk aan Siberische lijsters te komen. Ik ruilde met bijbetaling drie eigenkweek kastanjeruglijsters (Zoothera dohertyi) tegen twee koppels Siberische lijsters. Een koppel was afkomstig uit Engeland en dat waren eerstejaarsvogels. Het tweede koppel bestond uit een grote forse pop, gekweekt door Tsjechen, en de man van het koppel was een kleine oude vogel uit Duitsland. Maar bij aankomst in de volière bleek … dat hij niet kon vliegen. Tegen beter weten in zette ik enkele schuin geplaatste zitstokken in de volière, zodat de vogel misschien toch half fladderend vanaf de grond boven in de volière zou kunnen komen.
De Siberische lijsters bleken erg gemakkelijk qua verzorging. Ik gaf ze de bekende Orlux Remiline lijster- of patékorrel, verder wat fruit (appel), en enkele keren per week wat meelwormen. Iedere dag werd de badschotel ververst en de vogels doken dan meteen het water. Opvallend was de tamheid van de vogels. Zelden heb ik zulke rustige en timide vogels meegemaakt. Blijkbaar zijn ze in hun natuurlijke leefgebied geen menselijke aanwezigheid gewend; hun tamheid lijkt aangeboren.
Hun zangkwaliteiten vielen me ook erg mee. In enkele oude artikelen wordt er soms wat laatdunkend over gedaan, maar mijn vogels hoorde ik in het broedseizoen regelmatig een mooi en aantrekkelijk liedje fluiten vanaf een hooggelegen plek in de volière. De zang concentreerde zich vooral in de ochtend en in de avond, maar ook midden op de dag werd er regelmatig gezongen. Bepaalde geluiden, zoals het ruisen van de wind, het kletteren van water uit de tuinslang (waarmee ik drinkbakken vulde) of het druppelen van regen op de golfplaten, hadden duidelijk een stimulerende werking op de zang van de mannen.
Het eerste jaar
Ik startte het seizoen dus met twee koppels. Een jong koppel uit Engeland en het gemengd Tsjechisch/Duitse koppel. De Duitse vogel bleek helaas niet of nauwelijks te kunnen vliegen en door de schuin geplaatste takken kon ik hem dan wel bovenin de volière krijgen, maar met de kweek werd het niets.
Bij de Siberische lijster is de samenwerking tussen man en pop tijdens de broedperiode van cruciaal belang. De vogels bepalen gezamenlijk de nestplaats, bouwen gezamenlijk het nest en ook het broeden, voeren en warm houden van de jongen doen ze in eendrachtige samenwerking.
Het eerste kweekseizoen met de Siberische lijsters draaide uiteindelijk uit op een fiasco.
Het koppel met de niet-vliegende man deed helemaal niets, maar het jonge Engelse koppel begon veelbelovend. De pop bouwde een mooi nest waarbij de man zich afzijdig hield, wat natuurlijk een veeg teken was. Er werden vier mooie, lichtblauwe eieren met spikkeltjes gelegd. Helaas lagen ze zowel op de grond als in het nest. Ik legde alle eieren in het nest, maar daar waren de problemen niet mee opgelost. De pop mocht van de man niet broeden en de man deed dat zelf ook niet. Vandaar natuurlijk die eieren op de grond. Tenslotte deponeerde ik het legsel maar onder een broedende zanglijster.
Deze accepteerde het legsel, maar verliet de eieren tijdens een hevig noodweer na tien dagen broeden. Ik legde de drie eieren die bevrucht bleken te zijn in de broedmachine. Ik had op dat moment geen pleegouders meer ter beschikking. De eieren kwamen uit, maar ik wist niet hoe de jongen groot te krijgen. Jonge lijsters van een dag of drie krijg ik probleemloos groot, maar vanaf dag nul is mij tot op heden niet gelukt.
Natuurlijk worden er heel veel roofvogels, uilen en papegaaien vanuit het ei probleemloos grootgebracht, maar de opfok van zangvogels is toch een ander verhaal.
Intussen zijn er mensen in het vogelwereldje die toch een manier hebben gevonden om piepjonge zangvogels groot te krijgen. Uit Duitsland kreeg ik via Leon Luijten de tip om de pas uitgekomen jongen kleine flintertjes vlees uit het dijbeen van een eendagskuiken te voeren. Dit vlees wordt de eerste dagen vochtig gemaakt met menselijk speeksel, waardoor mogelijk de spijsvertering of darmflora van de jonge vogels op gang komt. De vogeltjes worden de eerste dagen in een eenvoudige vlakbroedmachine gehouden onder een warme lamp. Beslist geen ventilator met warme lucht laten blazen. Daardoor drogen de jonge vogels onherroepelijk uit; dat heb ik helaas ondervonden. De temperatuur wordt dan in een aantal dagen teruggebracht van 37 naar 27 graden en als de vogels eenmaal in de veren zitten wordt kamertemperatuur aangehouden. Leon heeft op deze manier het afgelopen jaar zes blauwe eksters uit het ei groot gekregen.
Het koppel Siberische lijsters met de lastige man bleef maar aan de leg, maar het ging van kwaad tot erger. De man joeg niet alleen de pop van het nest, maar vernielde ook de eieren. Met veel moeite wist ik hier en daar nog een eitje te redden. Eén kwam er uiteindelijk onder een zanglijster uit. Maar de zanglijster was niet erg gecharmeerd van het Siberische kuiken en na drie dagen was het jong spoorloos. Het kweekseizoen ging dus voorbij zonder kweekresultaten met de Siberische lijster. Zou het in 2010 allemaal wat beter verlopen?
Succesvolle kweek
In het najaar van 2009 lukte het me om aan een nieuwe Siberische lijsterman te komen. Het was volgens de ring al een oude vogel, maar de (Engelse) eigenaar bezwoer mij dat hij de vogel geringd had met een oude ring. De lijster was daarbij ook nog eens stevig in de rui, maar kon in tegenstelling tot zijn voorganger wel vliegen. Na de rui bleek de vogel een fraaie man te zijn geworden en hij kon het heel goed met de pop vinden. De pop, oorspronkelijk afkomstig uit Tsjechië, was een grote, forse vogel. Zeer tam (zoals bijna alle Siberische lijsters). Ik had wel vertrouwen in dit stel. Zoals veel vogelliefhebbers dat hebben, voel ik vóór het kweekseizoen al intuïtief aan wie het goed gaan doen en dit komt in de praktijk maar al te vaak uit. Ik heb het afgelopen jaar het aantal volières stevig verminderd door van twee kweekvluchten er één te maken. Ik plaatste de vogels in zo’n nieuwe, grotere kweekvlucht van 3 x 4,5 x 2,20 m. (hoog).
Het koppel met de eierpikkende man plaatste ik in een ruime gezelschapsvolière van 6 x 6 m. Ik had weinig vertrouwen in een succesvolle kweek. Misschien dat de aanwezigheid van andere vogels de man dusdanig zou afleiden dat hij minder snel zijn eieren zou vernielen. De medebewoners in de gezelschapsvlucht waren een koppel roodstaartgaailijsters (Garullax milnei) en een stel Europese spreeuwmutanten.
Beide koppels Siberische lijsters gingen in de meimaand praktisch gelijktijdig aan de gang. Evenals het jaar ervoor werd bij het koppel met de lastige man het werk alleen door de pop gedaan. Bij het koppel in de kweekvlucht ging alles volgens het boekje. Het was een prachtig gezicht om de vogels beurtelings met materiaal naar de nestelplaats te zien gaan. Als één van de twee al op het nest zat, werd er door de ander geduldig gewacht tot hij of zij klaar was met bouwen. De vogels die alles samen deden waren eerder aan de leg dan de pop in de gezelschapsvlucht. Ineens lag er een mooi, groot, lichtblauw gespikkeld ei. Het nest was dicht bij het gaas gebouwd bovenin een conifeer op ooghoogte, zodat ik goed zicht had op de gang van zaken. Ook in de gezelschapsvlucht was het nest laag gesitueerd, op een hoogte van 1.40 m. in de vork van een tak. Dit nest moest ik wel wat ondersteunen met een stukje gaas om te voorkomen dat het uit elkaar zou vallen. Enkele dagen nadat de pop in de kweekvlucht ging leggen, werden er in de gezelschapsvlucht ook eieren gelegd. Ik verwachtte eigenlijk dat de eieren snel zouden verdwijnen door toedoen van de Siberische man of de nieuwsgierige gaailijsters, maar nee, er werd goed gebroed. Bij het ene koppel door beide echtelieden en bij het andere koppel door de pop alleen. Het was erg heet en ik was benieuwd of deze vogels daar last van zouden hebben. De soort komt uit vrij koude en vochtige gebieden en ik had gemerkt dat deze vogels zich het best voelen bij lekker druilerig en koel weer. Ook urenlange hoosbuien deert ze niet. Maar ongetwijfeld kent de Siberische zomer ook wel eens lange, hete periodes. Misschien had het hete weer toch enige invloed op het broedproces, want uiteindelijk kwam er bij het koppel in de kweekvlucht na zo’n twaalf dagen broeden maar één jong uit het ei, dat probleemloos werd grootgebracht op een dieet van bepoederde diepvries buffalo’s en pinkies en levende buffalo’s en meelwormen. Bij de andere pop kroop er op een ochtend een jong uit dat binnen enkele uren stierf. Bij inspectie zag ik een donkere lever, wat op atoxoplasmose zou kunnen duiden. Nu twijfel ik daar weer aan omdat ik intussen weet dat de soort vrij weinig last heeft van deze door parasieten veroorzaakte ziekte. Nadat ik het dode jong uit het nest had gehaald besloot ik om de twee overgebleven eieren, die op uitkomen stonden, nog maar eens aan een zanglijster toe te vertrouwen. Dit keer liep het beter af dan vorig jaar, want de zanglijsters ontfermden zich over de uitgekomen Siberische lijstertjes alsof het hun eigen jongen waren. Daarnaast hadden ze hun eigen jong. Toen de twee Siberische jongen geringd waren, heb ik het jonge zanglijstertje bij een andere zanglijster kunnen onderbrengen, die vervolgens zes jongen wist groot te brengen. Zowel de twee Siberische lijstertjes als het ene jong van de Siberische in de kweekvlucht, nam ik, toen ze negen dagen waren, uit het nest en ik bracht ze verder met de hand groot. Helaas was een van de twee sterk achtergebleven in de groei en die moest ik uiteindelijk toch euthanaseren. Ik hield dus twee vogels over. Vanaf het moment waarop ze uit het nest werden genomen was al te zien tot welk geslacht ze behoorden. Het bleken een man en een pop te zijn die prima groeiden op een dieet van Avian handopfok, afgewisseld met kuikenmeel gevoerde meelwormen, bestrooid met Aves insectenstrooipoeder. De eerste dagen lengde ik het handopfokvoer aan met water waarin Esb3 was opgelost. Misschien dat ik dat de komende seizoenen achterwege laat. De jonge vogels maken een heel sterke indruk en ze lijken weinig last te hebben van coccidiose, atoxoplasmose of andere aanverwante ziektes. In dat opzicht lijken ze wel wat op zanglijsters, die ik in de 15 jaar dat ik ze kweek, nooit heb hoeven kuren.
Het vervolg
Ondertussen waren beide kweekkoppels weer begonnen met het fatsoeneren van hun oude nest. Er leek een tweede broedronde aan te komen.
Het koppel in de gezelschapsvolière had ook het nest weer klaar, maar er kwamen geen eieren. Wel zag ik dat de nestkom er wat verfomfaaid uitzag. Er was duidelijk aan geplukt. Meestal een slecht teken, zo’n nestkom waar sprieten uitsteken. Vrijwel altijd is het de man die dit doet nadat hij een ei heeft vernield. Maar omdat het nest in een gezelschapsvolière gebouwd was, konden natuurlijk ook andere bewoners, zoals de roodstaartgaailijsters, de daders zijn. In een andere volière had ik op dat moment een koppel witkeelgaailijsters (Garullax albogularis) en die maakten ook korte metten met het legsel van een stel olijflijsters. Enfin, geen eieren meer bij het koppel Siberische lijsters in de gezelschapsvolière. Althans ze kwamen waarschijnlijk wel, maar werden zo snel opgegeten dat ik ze niet te zien kreeg. Het koppel in de kweekvlucht legde vier mooie eieren en nadat man en pop in eendrachtige samenwerking hadden zitten broeden, kropen er drie jongen uit het ei. Ook nu groeiden ze goed op een dieet van bepoederde diepvriesbuffalo’s, diepvriespinkies, levende buffalowormen en, na het ringen, levende meelwormen. Toen ze tien dagen oud waren, werden ze uit het nest genomen en met de hand opgekweekt. Helaas bleken het drie poppen te zijn. Volgend jaar ben ik trouwens van plan om eventuele jonge Siberische lijsters gewoon uit te laten vliegen en geen handopfok meer te doen. Het lijkt er immers op dat de verliezen bij de uitgevlogen jongen vrij klein zullen zijn omdat het van nature erg sterke en weerbare vogels zijn.
De oudervogels deden nog een derde ronde. Ze legden drie eieren en vlak voordat ik eind juli op vakantie ging, constateerde ik dat er twee eieren bevrucht waren. Ondanks de goede zorgen van mijn schoonvader verdwenen de twee jongen binnen enkele dagen na het uitkomen.
Ik eindigde het kweekseizoen van de Siberische lijsters dus met een man en vier poppen. De man werd geboren uit het ouderpaar in de gezelschapsvolière, de vier poppen uit het andere kweekstel. Doordat beide kweekparen onverwant waren had ik dus meteen weer een onverwant jong koppel. Alle jonge Siberische lijsters ruiden goed en snel; in de tweede helft van augustus waren ze er doorheen. Het ouderkoppel in de gezelschapsvolière was nog sneller doorgeruid, terwijl het kweekkoppel, dat zo lang was doorgegaan met nestelen, pas in de eerste helft van september een nieuw verenkleed had.
Besluit
De Siberische lijster is een heel aantrekkelijke vogelsoort omdat hij enkele eigenschappen bezit die hem vrijwel ideaal maken voor het houden in volières. Ik noem er een paar:
mooie kleuren, aantrekkelijke en bescheiden zang, zeer tam en vertrouwelijk van aard, erg verdraagzaam ten opzichte van andere vogelsoorten, zeer sterk en weinig ziektegevoelig, niet veeleisend qua voeding en, last but not least, de vogel is erg goed bestand tegen het Nederlandse klimaat.
Ik zou graag in contact komen met andere liefhebbers die deze soort bezitten en ermee kweken. Reacties graag naar r.p.naeff@planet.nl
Geraadpleegde literatuur
Peter Clement and Ren Hathway – Thrushes - Helm Identification Guides
Josep del Hoyo, Andrew Elliot, David Christie – Handbook of the birds of the world – Volume 10 – Lynx Edicions
Th.J. van Waas – Fokervaringen met de Siberische lijster – Vogelexpresse 23e jaargang
no. 2 en 3
|