Kweek met de Roodborsttapuit (Saxiola torquata)
Door: Lou Megens Foto’s: Lou megens en Piet den Dreu
Vanuit de verte hoor ik al zijn karakteristieke roep „trak trak, wiet trak trak“, onmiskenbaar voor deze frêle vogel. Het lijkt wel of er twee stenen tegen elkaar worden geslagen. De Engelse benaming „stonechat“ verwijst hier ook naar. Het prachtig gekleurde en getekende mannetje kijkt me onderzoekend en wantrouwend aan vanuit zijn uitkijkpost op het prikkeldraad, dat rondom het weiland loopt. Tussen het pad waar ik loop en de wei, ligt een brede sloot met slechts weinig water, welke vol ligt met een dik tapijt van eendekroos. De slootkanten zijn niet gemaaid, en het gras en alle andere kruidenvegetatie tiert welig. Dit is de ideale habitat voor de roodborsttapuit. Het verspreidingsgebied van deze elegante vogel strekt zich uit van Europa, Azië tot Afrika, en is daarmee erg groot. Door deze grote verspreiding, zien we veel geografische ondersoorten ontstaan. Minieme kleurverschillen geven aan waar de vogels hun oorsprong hebben.
We komen de roodborsttapuit ook veel tegen op open heidevlakten met hier en daar een vliegden of eenzame struik, waar hij op het hoogste takje zijn uitkijkpost houdt. Toch kiest hij altijd lage boompjes uit, en zal zelden in een hogere boom zijn post verkiezen. Vaak zien we hem ook aan de rand van weilanden, waar hij dan zijn uitkijkpost verkiest op het prikkeldraad. Als hij onraad bespeurt vliegt hij op, om na slechts een tiental meter verderop weer plaats te nemen op het prikkeldraad, en daar zijn nieuwe uitkijkpost te betrekken. Vanaf de fiets of te voet, laat de vogel zich niet bespioneren, en blijft waakzaam. De beste en eenvoudigste manier om zijn natuurlijke gedrag goed te kunnen bestuderen, is vanuit een stilstaande auto. Hierin herkent de roodborsttapuit na een tijdje geen gevaar meer, en hervat zijn gewone gedrag. Hij zit dan trots rechtop, met ranke pootjes die de dunne draad vast omklemmen. Een prachtige verschijning die niet onderdoet voor welke tropische vogel dan ook. Het mannetje kleurt fantastisch mooi met zijn zwarte kop, witte halve halsband en rode borst. In de winter zijn de veren nog nieuw en tonen bruine randjes in de zwarte delen aan de uiteinden. Deze slijten af waardoor de kop weer pikzwart wordt. Kijk, daar zien we het vrouwtje ook, zonder het zwart op de kop en zonder de karmijnrode borst, toch een heerlijk mooie verschijning. Samen foerageren ze naar allerlei spinnetjes en insecten die ze aan hun jongen voeren. De roodborsttapuit werd eerder ingedeeld bij de familie van de lijsters (Turdidae), maar wordt tegenwoordig ondergebracht bij de familie van de vliegenvangers (Muscicapidae) Er zijn in Nederland nog slechts 7.000 broedparen. We zien echter een lichte toename in de laatste jaren. Er zijn zoals vermeld, vele ondersoorten die allemaal variëren in het rood (diepte) op de onderste delen, en het zwart op de bovenste delen. De West- en Zuid-Europese populaties zijn veelal standvogels, en de meer noordelijk en oostelijk broedende populaties trekken naar het zuiden weg om de winter voor te blijven. In het najaar trekken deze vogels weg naar Zuidwest Europa, om daar te overwinteren. De overtocht naar Afrika wordt niet gemaakt. Het nest van de roodborsttapuit is uitermate moeilijk te vinden. In een slootrand, vaak onder afhangende grashalmen, bouwt hij zijn halfronde, koepelvormige open nest. De roodborsttapuit kan erg productief zijn, twee legsels zijn zeker geen uitzondering van ieder 4 tot 6 eieren. Of de vogel een derde broedsel groot kan brengen, hangt sterk af van het weer. Er wordt zelfs melding gemaakt van vier legsels per jaar, maar dat heb ik zelf nooit kunnen zien. Het nest wordt alleen door het vrouwtje gebouwd, en bestaat uit droog gras, mos en wortels. De binnenzijde wordt afgewerkt met fijn gras en haar, soms ook met veertjes. Zodra de jongen uitgekomen zijn, na een broedperiode van 13-14 dagen, helpt het mannetje mee met het grootbrengen van zijn kroost. In een weekend, aan het begin van mei, zie ik op diverse plaatsen in mijn dorp Waalre, de roodborsttapuit op de afrasteringpaaltjes van een weiland zitten. Als ik nader, vliegt hij parallel aan de afrastering een eindje verder, en neemt zijn post weer in. Pas als zich dit tafereel enige keren heeft herhaald, wordt het hem te flauw, en vliegt hij over het weiland weg. Ook als ik langere tijd blijf kijken zie ik de pop niet. Waarschijnlijk zit ze al te broeden, want omdat de roodborsttapuit meerdere broedsels groot brengt in een broedseizoen, wordt er al vroeg gestart met nestbouw en broeden. Enkele weken later blijk ik gelijk te hebben, en zie ik de jonge roodborsttapuitjes in het struikgewas rondhangen en fladderen. Ze worden nog gevoerd door de man. Waarschijnlijk is het popje alweer gestart met een nieuw legsel. Het is trouwens verbazingwekkend om te zien met wat voor een diversiteit aan insecten de jonge roodborsttapuiten gevoerd worden. Alleen daarvan zou al een studie gemaakt kunnen worden!
Mijn kweekkoppel roodborsttapuiten heb ik in de winterperiode voor de zekerheid binnen (onverwarmd) gehouden. Ik wilde niet riskeren dat de koude zijn tol zou eisen. De man had door een ongelukje in de eerste maanden van zijn leven zijn linkeroog verloren, wat intussen kompleet was ingedroogd. Hij zag er niet uit, maar zou de pop daar wat om geven? Het koppel bleef de hele winterperiode bij elkaar, ik zag nooit enige vorm van agressie.
In het voorjaar (wat dit jaar lang op zich liet wachten), plaatste ik de vogels samen met een koppel gele kwikstaarten samen in een vlucht van 2x2x2 meter. Dak afgeschermd met lichtdoorlatende golfplaten en op de betonnen bodem een laag houtkrullen. Op de laatste 75cm aan de achterzijde, creëer ik een biotoop met gras en heidepollen. Ook een dennetje in een kuip wordt daar geplaatst. Lange tijd gebeurde er niets, maar ja, het weer was er ook niet naar! Toch waren in de natuur de roodborsttapuiten allang aan de gang. Waarom de vogels nu in gevangenschap meer beïnvloed lijken te worden door de weersomstandigheden weet ik niet, maar we zien dit wel vaker. Eindelijk besluit het popje om haar nest te bouwen, halverwege in het dennetje. Ik zou dit op de grond verwacht hebben, maar daar dacht zij anders over.
Op 28 mei zijn er 5 eitjes gelegd, die naderhand ook allemaal bevrucht blijken te zijn. Als de jongen uit moeten komen, knijp ik toch even mijn handen samen. Zou alles wel goed gaan? Maar ja hoor, alle jongen komen uit en worden prachtig gevoerd door man en pop. Pinkies en fijngeknipte wasmotlarven zijn erg populair, later worden ook levende buffalowormpjes gevoerd. Op 13 juni kan ik dan de jongen ringen. Het voer gaat er met handenvol doorheen, zeker als de jongen later op uitvliegen staan. Direct schuin onder het dennetje bouwt de gele kwikstaart haar nest, en legt ook 5 eieren. Er zit nog geen halve meter tussen de beide nesten, maar van enige verstoring tussen beide soorten is geen sprake. Uiteindelijk blijken er slecht 2 eieren bevrucht van de gele kwikstaart, en de net uitgekomen jongen worden helaas uit het nest gegooid door de pop. Terwijl de jonge roodborsttapuiten nog in het nestje zitten, begint de pop alweer met een nieuwe nest. Dit keer in een halfopen nestkastje. We spreken nu van 22 juni. Nu worden er zelfs 6 eieren gelegd die weer voorbeeldig worden uitgebroed. De man voert de intussen uitgevlogen jongen, waarbij nog steeds een sterke voorkeur voor de pinkies aanwezig is, pas als die op zijn, worden er ook buffalowormpjes gevoerd.
Helaas valt er een jong van de eerste ronde af, terwijl het al lang en breed uitgevlogen was. Van de tweede ronde wordt een jong direct na het uitkomen uit het nest verwijderd en is een eitje onbevrucht. De andere vier jongen groeien voorbeeldig op, en kunnen half juli alweer geringd worden, slechts een maand na de eerste ronde! Zo heb ik dit kweekseizoen maar liefst 8 jonge roodborsttapuitjes van een koppel, waarbij de man ook nog blind aan een oog is, maar dat bleek totaal geen belemmering voor het bevruchten en het voeren!
De roodborsttapuit wordt nog slechts in kleine aantallen gekweekt als Europese cultuurvogel. Deze frêle vogel op zijn ranke pootjes verdient zeker een meer prominente plaats in onze biotoopvolières. Mogelijk dat er met de huidige toenemende interesse in het kweken met insectenetende vogels, ook een plaats ingeruimd kan worden voor deze prachtige vogel! |