KWEKEN MET DE PARELUIL door Theo van de Waterlaat
Sinds een paar jaar kweek ik met voornamelijk kleine uilen. Ik ben blij dat de mogelijkheden voor de uilenliefhebber door de wet behoorlijk zijn verruimd in het recente verleden. Exotische uilen mogen al wat langer gehouden worden dan inheemse. In de ons omringende landen kweekt men al veel langer met deze vogels. Toen de wetgeving in Nederland eindelijk werd aangepast, bleek het heel goed mogelijk met uit het buitenland afkomstige uilen een Nederlands bestand op te bouwen. Gelukkig is er een goede uitwisseling van kweekervaringen. Zodoende hoeft niet iedereen het wiel opnieuw uit te vinden.
Op dit ogenblik heb ik steenuilen, Braziliaanse dwerguilen, dwergooruilen en Amerikaanse torenvalken. Hieronder mijn ervaringen met de Pareluil (Glaucidium perlatum).
De uil is afkomstig uit Afrika. Hij is niet meer dan een centimeter of 18 lang en daarmee met recht ook wel geparelde musuil of dwerguil genoemd. Hij is wat groter dan de Euro-Aziatische dwerguil (Glaucidium passerinum). Hoe hij er uitziet kan men zien op de foto. De bovendelen vertonen witte, ronde vlekken en dat verklaart zijn naam. De staart is vrij lang, althans langer dan bij enige andere dwerguil. Hij heeft geen “oren”, dat wil zeggen hij heeft geen oorpluimen maar natuurlijk wel oren.
De man zowel als de pop geven repeterende fluittonen ten gehore. Pieuw, pieuw, enzovoort en de pop zingt in duet, met een telkens ingevoegde iets lagere fluittoon. Aangenaam om te horen en niet erg luid, wat in ons dichtbevolkte land een voordeel is, gelet op de buren. Hun vocabulaire is veel uitgebreider, maar daar zal ik nu niet op ingaan.
De soort komt voor ten zuiden van de Sahara en verder via een brede strook oostelijk naar het zuiden; in het zuidwesten van Afrika ontbreekt hij. Ondanks zijn oorsprong kan het dier goed tegen ons klimaat, maar lange koude periodes kan hij slechts overleven als het voedsel niet bevroren is. Een verwarmde duivenbroedschaal kan uitkomst brengen.
Er bestaan twee ondersoorten: perlatum en licua. De laatste is rossiger.
De klauwen van deze uilen zijn relatief erg groot. Ze eten insecten, vogels en zoogdieren. Ook vleermuizen, die in de lucht gevangen worden. In de volière krijgen ze muizen, kleine ratten, eendagskuikens en moriowormen of meelwormen. De laatste vooral als ze kleine jongen hebben.
De dieren zijn monogaam. Ze nestelen in spechtengaten en andere natuurlijke boomholten. Het paren begint al vele maanden voor het leggen. Er zijn twee tot vier eieren (31 x 26 mm.); behoorlijk groot dus en rond. Er is weinig verwantschap met onze eigen dwerguil, wat ook middels DNA is gebleken.
Mijn volière is 3 m. lang, 2 m. hoog en 1.6 m. breed. Erop liggen doorzichtige golfplaten waaronder schaduwdoek en alles – met uitzondering van de voorkant - is dicht en ondoorzichtig. Op de bodem liggen dennennaalden. De nestkast is inwendig 18 cm., heeft een hoogte van 26 cm. en het ronde invlieggat is 6 cm. Op de bodem liggen grove beukenspaanders.
In de volière is de pareluil een vriendelijk dier dat helemaal niet schuw is. In oktober 2004 kocht ik een gesekst koppel, maar daar bleek later weinig van te kloppen. Op 14 april 2005 lag er een ei in de nestkast. Dat werden er na 16 dagen acht. Hier blijken een aantal zaken uit: ik had géén koppel, er waren veel eieren, ook voor twee poppen, en de ene pop is pas gaan leggen toen de andere klaar was. Beide vogels broedden en hadden ook een broedplek. Aangezien de eieren nooit uit zouden komen, nam ik een gok: ik legde er vier eieren onder van een (wat broedtijd betreft) synchroon lopende dwergooruil. Dat viel goed uit: er vlogen vier dwergooruilen uit en de oorspronkelijke ouders begonnen na een week weer opnieuw. Het was niet wat ik oorspronkelijk wilde, maar ik was blij met het resultaat. De dwergooruilen werden grootgebracht door de pareluilen met eerst moriowormen en later muisjes en eendagskuikens zónder dooier. Ik had goede pleegouders!
In hetzelfde jaar kocht ik een jonge man. De beide poppen zaten bij één man. Beide poppen legden eieren, maar bij slechts één pop waren die bevrucht. Ik zal mij bepalen tot de “goede” pop. Die legde op 1 april (!) haar eerste ei. Het tweede kwam op 4, het derde op 6, en het laatste op 8 april. Op 11 mei was er het eerste jong, op 13 mei het tweede en op de 14e het derde. Boeken vermelden een broedduur van 29 dagen. In mijn geval klopte dat dus niet, tenzij de pop later was begonnen met broeden. Één ei was onbevrucht. Het paar kreeg hetzelfde te eten als het jaar daarvoor. Ik gebruikte ringen van 7 mm., maar iets groter zou ook best goed zijn. De jongen vlogen na een kleine maand uit. Op dit ogenblik zijn ze al goeddeels door de rui heen.
De andere uilen deden het goed, behalve de Brazilianen, die drie keer onbevruchte eieren hadden. Die laatste vogels zijn nog jong, misschien gaat het het volgend jaar beter!
|