Belangenbehartiging Europese Cultuurvogel

Welkom op de website van B.E.C.

De vereniging die opkomt voor het belang van de Europese Cultuurvogel en het kweken ervan.

Wilt u hier ook deel van uitmaken? Meld u dan nu aan als lid.

Inloggen kweker

Kweekverslag

Terug naar overzicht
   

door Frans Sanders (met dank aan de KNNV en SOVON) 

   Passer is een oud Latijns woord voor mus. Domesticus betekent “tot het huis behorend”.We hebben het dus over een bij het huis behorende mus. Eigenlijk herinnert alleen ónze generatie zich nog grote hoeveelheden huismussen. Onder onze kinderen zijn er al die nauwelijks ooit een mus hebben gezien.
Wij hebben hart voor onze huismussen maar in vroeger tijden is dat niet altijd zo geweest, zoals het hierna volgend verhaal over de mussengilden ons leert.

Vroeger had elk mussengilde zijn eigen regels. Soms waren er gilden waar de boer per span paarden dat hij bezat, jaarlijks 25 mussen moest inleveren.
Volgens de reglementen uit 1804 van het mussengilde in de gemeente Halsteren, moest elk lid jaarlijks, op bepaalde dagen, 25 mussenkoppen inleveren bij de hoofdman.
Andere schadelijke vogels mochten ook: 1 kraaienkop telde voor 4 mussen evenals de kop van een sperwer. Spreeuwen, spechten en eksters telden voor 2 mussen en een vink of een geelgors voor 1 mus. Kon men niet aan zijn verplichting voldoen dan kreeg men een stuiver boete. De gildenbroeder die dat jaar de meeste koppen op tafel legde werd de koning.

Zo’n koning werd het daarop volgende jaar vrijgesteld van contributie en als hij tweemaal achtereen tot koning werd uitgeroepen, kreeg hij zelfs de titel keizer en ontving hij een plakkaat. De jaarlijkse aantallen in te leveren koppen varieerden van 30 in 1850 tot wel 273 in 1852. 

Aan het eind van de 19e eeuw veranderden de landbouwkundige inzichten. Insectenetende vogels werden niet langer als schadelijk beschouwd maar juist als nuttig voor de landbouw.

Er kwam kritiek uit de hoek van natuurbeschermers op de grootse aanpak van de gilden.
Zo raakten de mussengilden hun doelstellingen en veel leden kwijt.
In Nederland bestaat nog één zo’n gilde, namelijk ”Ons Genoegen” van ‘s Heer Abtkerke.
Nu louter een gezelligheidvereniging waar mussenkoppen geen enkele rol meer spelen.

Het probleem van schade door vogels bleef echter wel bestaan.

In 1908 besloot de Hollandse Maatschappij van Landbouw voor elke ingeleverde mus en voor elk mussenei, een halve cent te betalen. Toen dit bericht in de krant verscheen werd Jac. P. Thijsse naar zijn mening gevraagd. Zijn commentaar: ”Er zijn een heleboel mensen die het niet zou spijten als de mussenbevolking tot de helft gereduceerd zou worden en ik denk dat wij het hen niet kwalijk mogen nemen. Op het platteland zijn de vogels zeer schadelijk omdat zij ongeveer alle zaadvruchten eten en ten tweede omdat zij insectenetende vogels beletten om te gaan nestelen”. Gelukkig vond hij toch ook dat men zich wel degelijk moest gaan beperken in deze jacht en dat daarom de premie alleen beschikbaar moest worden gesteld in de tijd van het rijpen van het graan. 

In 1924 brak echter de beroemde natuurschrijver Rinke Tolman een lans voor de huismus.
Hij had dat jaar een uitbundig bloeiende rozenstruik in zijn tuin en dat kwam volgens hem omdat de mussen er alle bladluizen hadden weggevangen voor hun jongen.
In China werd echter in 1958 nog een poging gedaan om de ringmus uit te roeien. Mao mobiliseerde 3 miljoen landgenoten om in 3 dagen tijd zoveel mogelijk mussen te verdelgen.  De gevolgen waren dramatisch. Er volgden vele insectenplagen die de gehele oogst deden mislukken. Nadien is, met behulp van de regering, de ringmuspopulatie gelukkig weer hersteld. 

Uit onderzoek door de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV) blijkt dat de omgevingsvoorkeur van de huismus een dichtbebouwde omgeving is. 67% van de vogels kiest hiervoor. 26% Kiest voor minder bebouwd. Er blijft dus 7% over die voor onbebouwd kiest.

Als favoriete nestelplaats kiest 35% voor het dak, 19% voor boom of heg, 3% voor een klimplant en 2% voor een nestkast. 15% Maakt zijn nest elders, terwijl 26% van de nestelplaatsen onbekend is.

De laatste tijd is de bezorgdheid over de staat waarin de hippe zaadeter verkeert, groter geworden. Wat is er toch aan de hand met de huismus? Duidelijk is dat de terugloop van het aantal een internationaal probleem is. In heel West Europa en ook in de Verenigde Staten en Canada is de populatie drastisch verminderd.
Nu de mus aan het verdwijnen is blijkt dat hij toch veel mensen na aan het hart ligt. Men vinddt het jammer dat het beestje steeds minder voorkomt maar is dit proces nog wel te stoppen? In Nederland was het de Tilburgse ecoloog, Dr.Henk Molles Pilot, die in 1985 het eerst aan de bel trok. Na een elf jaar durend onderzoek concludeerde hij dat de populatie van de huismus in een Tilburgs stadspark met wel 30% was achteruitgegaan. De onderzoeker sprak het vermoeden uit dat bodemvervuiling wel eens de oorzaak zou kunnen zijn.
Bé Kuijk uit Enschede, districtscoördinator van de Samenwerkende Organisatie Vogelonderzoek Nederland (SOVON), heeft echter het idee dat de mussen in de hedendaagse, nette tuinen waar geen onkruidje wordt geduld, steeds minder voedsel voor hun jongen kunnen vinden, dus ook geen onkruidzaden, graszaad en kleine insecten. Ook worden hun nestelplaatsen, onder dakpannen, steeds vaker hermetisch afgesloten door huiseigenaren. 

MIJN  KWEEK  MET  DE  HUISMUS                door Frans Sanders 

Ik ben mij gaan wijden aan de kweek van deze vogel en ik wil mijn ervaringen graag met u delen. 

Kenmerken van de vogel
Bij de volwassen huismus is de bovenkant van de kop egaal donkergrijs, aan de zijkanten en het achterhoofd omzoomd door een kastanjebruine zone.
De wangen zijn grijs. Onder de snavel heeft hij een zwarte keelvlek. De buik is grijswit en wat ook opvalt is een klein wit vlekje bij de achterste ooghoek.
De veren op vleugels en rug en de dekveren hebben twee kleuren, donkergrijs aan de bovenkant en lichtgrijs aan de onderkant. De stuit, ondereind van de rug, is effen grijs.
Tijdens de broedperiode hebben de mannetjes een diepzwarte snavel.

De vrouwtjes zijn valer van kleur. De kop is bruingrijs en door het ontbreken van de keelvlek
en het koppatroon, zijn zij minder opvallend dan de mannetjes.
De
zang    van de huismus stelt niet zoveel voor. Ze tjilpen en kwetteren en bij gevechten met soortgenoten gaat het er nogal luid aan toe.
Bij het
paren zit de man te baltsen om een vrouwtje te lokken. Toont het vrouwtje paringsbereidheid, dan volgen er verscheidene copulaties tot wel 25 keer achter elkaar. 

Voedsel
   Nu iets over de zaden die gebruikt worden voor de kweekmussen. Hiervoor meng ik 5 kg. witzaad, 2 kg. parkietenzaden, 1 pond witte parelli en 1 pond gebroken haver door elkaar. Let wel, dit wordt alleen gevoerd in de kweektijd; tijdens de rusttijd géén gebroken haver voeren. Het eivoer dat ik gebruik voor de jongen is zuiver eivoer. Het bestaat uit 30 gram beschuitmeel, 5 gram CP (voorheen BEC-food) en 1 ei van 60 gram. Verder voer ik met mate pinkies maar veel meelwormen. De mussen eten zeer veel eivoer. Daarom geef ik dat 5x/dag op het moment dat er jongen zijn.  Ook meelwormen krijgen ze 5x/daags. 

Nest / kweken

Als nestgelegenheid gebruik ik parkietenblokken. Deze blokken ontsmet ik met U3, daarna gaat er een handje Herba-nestkruiden in. Als nestmateriaal geef ik hooi. De nestkasten worden hiermee helemaal gevuld en hetzelfde nest wordt het gehele kweekseizoen gebruikt. De vogels zijn erg proper, houden hun nest heel goed schoon. Als de jongen zijn uitgevlogen is aan het nest niet te zien dat ze daarin zijn grootgebracht.
Ik kweek met meerdere koppels in één kooi. De vluchten zijn 3 mtr. breed, 2 mtr. hoog en 4 mtr. diep. Daarvan zijn de achterste 1½ meter overdekt met polyester golfplaten. Daaronder hangen de nestblokken. Verder zijn het open volières met zwarte grond. Mussen zijn dol op zandbaden. Dus als men gaat kweken op betonvloeren, zorg dan altijd voor een bak met zand op de grond. De kooi is beplant met enkele coniferen opdat de vechtende huismussen zich kunnen verschuilen.

Ook heb ik geprobeerd te kweken met één man, samen met drie of vier poppen. Deze manier van kweken ging redelijk goed, maar omdat de poppen onderling vochten en de man ook vocht met de poppen, waren er meer ongevallen. Deze gevechten gaan op leven en dood. De mus kan zeer agressief zijn ten opzichte van soortgenoten.
De mussen worden omstreeks half maart bij elkaar gezet. De nestbouw kan dan beginnen.
Ze leggen vier tot zeven eitjes en het broeden duurt ongeveer 13 dagen. De jongen verlaten het nest tussen de 17
e en de 21e
dag. Met ongeveer 25 dagen zijn ze zelfstandig.
Het ringen van de jongen gebeurt op de vierde dag met ringen van 3,1 mm.(was 2,9 mm). 

De volgende stap was te proberen de mussen geschikt te maken voor een tentoonstelling. Zeer moeilijk want ze zijn zeer schuw. Ik heb geprobeerd de musseneitjes onder een kanarie te leggen en de jongen te laten voeren door de kanarie. Dit verliep prima maar deze jongen worden pas de zesde dag geringd omdat ze kleiner zijn - en ook blijven - dan mussen die grootgebracht zijn door hun ouders. Een oorzaak zou kunnen zijn: de aangeboden meelwormen worden niet gebruiken om te voeren. Pinkies gebruiken ze wel.
Toen de vogels uitgevlogen waren bleken ze net zo rustig te zijn als de kanaries.
Drie maanden lang heb ik ze bij de kanaries gelaten, maar toen ze werden opgekooid werden ze even schuw als de andere huismussen. Raar maar waar. Om rustige mussen te krijgen zal men dus toch met de hand moeten grootbrengen.
In 2002 kweekte ik met 18 poppen en kon ik 92 jongen ringen, in twee ronden. Het had een veelvoud kunnen zijn indien ik de mussen hun gang had laten gaan.

   Vooral bij mussen heb ik veel last van de (platte) luisvlieg. Dit zijn  vliegen die zich schuilhouden in de bevedering van de vogels en zo mee de nesten ingaan. De maden van deze vlieg zuigen het bloed op van de jongen. Men ziet de jongen in het nest verkleuren, zo bloedeloos worden ze. Men ontdekt de vlieg bij het vogels uitvangen uit de volière. Er kruipt dan een vlieg over je hand die zo vlug mogelijk weer in de bevedering van de vogel probeert te komen. Doodslaan op de hand is bijna niet mogelijk omdat ze taai zijn. De vlieg komt ook veel voor bij kraaiachtigen en roofvogels.
Van bloedluis of vedermijt heb ik bij huismussen nog nooit last gehad.
In de ruitijd ruien huismussen al hun pennen, dus ook
veel badwater geven. 

Ziekten
De huismus is zeer gevoelig voor coccidiose. Zelf kuur ik ze met ESB3 - 30%, vanaf het moment dat ze van de ouders afgaan totdat ze uit de rui zijn. Vijf dagen kuren met de voorgeschreven hoeveelheid, twee dagen niets geven en vervolgens weer vijf dagen kuren. 

Ikzelf vind het een aanrader om met deze vogel te kweken. Men beleeft er veel plezier aan en op de shows gooien de vogels hoge ogen.

Verervingen bij de huismus

Wildkleur Autosomaal Dominant
Bruin  Geslachtsgebonden recessief
Agaat Geslachtsgebonden recessief
Isabel Geslachtsgebonden recessief
Eumo Autosomaal recessief
Phaeo Autosomaal dominant
Satinet Geslachtsgebonden recessief
Grijsvleugel Autosomaal recessief
Zwartborst Autosomaal Dominant
Opaal Autosomaal recessief
Albino Autosomaal recessief