De Kweek met de appelvink
Door L.J. Schellekens
Al meerdere jaren kweek ik Europese appelvinken maar steeds met wisselend succes. Vroeger heb ik ook appelvinken gehad maar die kwamen uit “de hele grote volière” en waren zo schuw dat het leek of ze met kooi en al wegvlogen.
Naderhand heb ik een paar koppels appelvinken aangekocht die wel in een beschermd milieu geboren waren. Daarmee ben ik begonnen met kweken maar dat was eenvoudiger gezegd dan gedaan. Het liet zich in het begin wel gemakkelijk aanzien en er werd voorbeeldig genesteld en ook het broeden verliep voorspoedig. Toen de jongen uitkwamen, ging het de eerste twee dagen goed. Maar toen ik de derde dag in de kooi kwam, zat de pop met een bebloede kop op de grond en de jongen, vier stuks, lagen koud en voor dood in het nest. Mijn eerste gedachte was om ze maar meteen op te ruimen maar iets in mijn achterhoofd zei dat ze toch nog niet helemaal dood waren.
Ik beschik over een soort broedmachine die ik eigenlijk alleen maar gebruik om zaden te kiemen wat overigens prima gaat. De jonge appelvinken heb ik daarin geplaatst en de temperatuur op 37o Celsius gezet. Na ongeveer een kwartier waren de jonge appelvinken springlevend.
Maar wat doe je nu met jonge appelvinken waarvan de moeder met een kapotte kop onder in de kooi zit en een vader die alles aanvalt wat in zijn buurt komt. Ik had al eens ooit gehoord over het met de hand groot brengen en daar ben ik aan begonnen. Ook dat is geen gemakkelijke opgave want je moet eigenlijk minimaal drie weken thuis blijven en vervolgens krijg je het probleem met welk voer ga je ze grootbrengen.
Ik maak mijn eivoer zelf en voeg daar ook kiemzaad aan toe maar dat eivoer is heel grof van structuur en niet geschikt om zo te voeren. Datzelfde eivoer heb ik vervolgens heel fijn gemalen en er wat gemalen lundi aan toegevoegd om het eiwitgehalte te verhogen.
Maar al na een dag werd de ontlasting, die normaal gesproken in een vliesje hoort te zitten, steeds dunner. In die dagen was ik lid van een studiegroep die onder leiding stond van Peter Franssen. Die deed de suggestie om het voer aan te maken met volamin en dit bleek uiteindelijk het ei van Columbus. De jongen kwamen voorspoedig groot en mijn verdere kweek is daarop gebaseerd.
.
Begin 2005 heb ik een koppel appelvinken losgelaten in een gemeenschapsvolière van 10 meter lang en 6 meter breed en 3,5 meter hoog en deze volière was ruim bevolkt.
Behalve de appelvinken zaten er putters, goudvinken, geelgorzen, sijzen, kneuen, pestvogels, lijsters en vinken in.
De appelvinken gedroegen zich tegenover de andere vogels voorbeeldig en
hadden eigenlijk alleen oog voor elkaar. Ook de andere vogels vielen de appelvinken niet lastig en toen de vogels begonnen met nestelen ging het goed.
De vogels hadden ruim de tijd gehad om hun territorium in de volière te bepalen. Toen het nest klaar was en de pop begon met leggen bleef de man appelvink steeds in de buurt om de andere vogels bij het nest vandaan te houden. Ook toen de pop zat te broeden heeft hij niets anders gedaan als de pop te voeren op het nest en verder iedereen er vandaan te houden.
Zelfs als ik te dicht bij het nest kwam was het opletten. Hier zien we eigenlijk precies het verschil tussen het kweken in een kweekkooi van betrekkelijk kleine afmetingen waar alleen een koppel appelvinken inzit en het kweken in een grote gemeenschapsvolière.
De taak van de man in de natuur is om door zijn zang en agressiviteit de concurrenten te laten weten dat er voor hen hier geen plaats is. Van die activiteit komt in een kooi van 2x1 meter waar het koppel alleen inzit, niet veel terecht. Maar in die grote volière met al die andere vogels heeft de man wel iets anders te doen dan zijn echtgenote lastig te vallen.
Ook toen de jongen uit het ei kwamen, was de man een voorbeeldige ouder. Hij was steeds in de weer om voer aan te dragen. Wat mij opviel was dat als hij met voer bij het nest kwam, hij de pop steeds voorzichtig benaderde. Hij voerde eerst de pop. Ze kwam dan omhoog van het nest en vervolgens werden de jongen door beide ouders gevoerd.
Als mijn vogels zitten te broeden, kom ik alle dagen met mijn handen aan het nest. Dit doe ik ook vanaf de eerste dag dat de jongen er zijn. Of het daar aan ligt, weet ik niet maar ik heb geen schuwe vogels en ook bijna nooit worden de jongen met ring en al uit het nest gegooid.
Zo deed ik dat ook met de appelvinken maar de pop weigerde om van het nest te gaan. Als ik de jongen aan wilde raken moest ik de pop omhoog lichten. Normaal kan ik mijn appelvinken in de hand pakken zonder dat ze bijten maar nu moest ik toch wel erg opletten.
Als je een keer gevoeld hebt hoe hard ze bijten dan kijk je verder wel uit. Als de jongen uitvliegen, worden zij nog geruime tijd door de ouders gevoerd. Toen ze een week of zes oud waren heb ik ze uit de volière gevangen en apart gezet. Degene die in december 2005 naar de BECTT is geweest, heeft ze kunnen zien zitten.
Tot zover mijn verhaal over natuurbroed.
|