Belangenbehartiging Europese Cultuurvogel

Welkom op de website van B.E.C.

De vereniging die opkomt voor het belang van de Europese Cultuurvogel en het kweken ervan.

Wilt u hier ook deel van uitmaken? Meld u dan nu aan als lid.

Inloggen kweker
Terug naar overzicht

Artikel

   

DE  SLEUTELBLOEM  (Primula Veris)         Uit: “Wilde Planten” door Jo van Rooij 

Primula is het verkleinwoord van het Latijnse Primus; het betekent eerste (dus klein eerstelingetje) omdat de meest bekende soorten tot de eerste voorjaarsbloemen behoren. Veris is de tweede naamval van het Latijnse ver: voorjaar. De naam sleutelbloem is te herleiden tot de (tot in de 16e eeuw gebrui­kelijke) naam hemelsleutel (in het hoog Duits Himmelschluzil) omdat de bloemen net zoals een bos sleutels gerangschikt zijn. Door hun sterke genezende kracht konden zij als het ware de hemel openen. Hildegard von Bingen was de eerste die de bloem beschouwde als zijnde de sleutel tot het paradijs. Vandaar de naam. De echte sleutelbloem is sinds de 12e eeuw als middel tegen zwartgalligheid aangeprezen, maar de gewone sleutelbloem heeft vooral in de wortels een oplossende werking, vooral bij droge bronchiale catarre. Het is ook urine- en zweetafdrijvend bij jicht en reuma en het is bovendien zeer geïndiceerd bij bloedstuwingen naar het hoofd. Het is een zeer heilzame plant maar de klierharen kunnen bij aanraking een huidreactie teweeg brengen, net zoals dat bij de brandnetel het geval is. Bij acute reuma of jicht (in het bijzonder gewrichtsreuma) neme men 100 gr. gedroogde bloemen (alleen de bloemen) op een halve liter water. Laat dit even zachtjes doorkoken en drink een kopje per dag. De wortel alleen wordt afgekookt tegen wormen. De thee van wortel en bloemen neme men bij een kater van de luchtwegen, bij kou vatten. De thee van bladeren en bloemen neemt men bij nier- en blaasaandoeningen en zenuwzwakte. De thee van alles tesamen kan men bij duizeligheid en migraine nemen; ook goed voor het hart. Men kan deze thee ook in het badwater en het waswater doen bij ge­wrichtsreuma. Uit de bruine harde wortelstok vormt zich eerst een rozet van rimpelige tanden, aan de onderkant fluweelachtig behaard, niet melig bestoven, aan beide zijden zitten groene lang­werpige eironde bladeren. Uit deze rozet groeien enkele bladlo­ze bloemstengels met op het einde een scherm van naar één zijde gekeerde dooiergele bloemen, die circa 1 cm. groot zijn en vijf oranje vlekken hebben. De bloemkroon is hol en half gesloten doordat hij klokvormig verdiept is.

Er komen echter tweeërlei bloemen voor. Het ene type heeft een lange stijl en heeft vrij diep in de kroonbuis zittende helmknoppen. Het andere heeft lager in de kroonbuis zittende helmknoppen en een korte stijl. Dit verschijnsel (heterostylie) verzekert de kruisbestuiving als insecten de bloemen bezoeken.
Standplaats
De gewone sleutelbloem komt in Europa voor met uitzondering van de kusten van de Middellandse Zee tot 2.000 mtr. hoogte. In Nederland en België vinden wij hen in droge loofbossen, zeldzamer in lichte naaldbossen, struikgewas, bergweide, vooral op kalkhoudende losse grond.
De gewone sleutelbloem is warmte­minnend en is een plaatselijk algemene maar op andere plaatsen zeldzamere plant. In ons land komen drie sleutelbloemsoorten in het wild voor die alledrie door de Wet beschermd zijn.

De hoogte
   De hoogte van deze zeer goede artsenijplant is zeer bescheiden en ligt zo rond de 15 à 30 cm.

De bloeitijd

De sleutelbloem heeft een hele rij volksnamen en wel bakkers­kruid, hondsstoofje, heksensleutel, koekoeksbloem, pinkster­bloem en struifje en is een lid uit de familie der primulace­ae of sleutelbloemachtige. Deze planten bloeien met hun mooie dooiergele bloemen van april tot augustus.

Wat te voeren?

Van deze plant kan men de jonge blaadjes in het voorjaar als groenvoer geven, maar ook en vooral de zaden, liefst half rijp of toch vers, want zo hebben de vogels deze zaden het liefst. De bladeren zijn zeer goed groenvoer. Zij zijn zeer rijk aan vitamine C en zijn door hun saponinegehalte als voedsel voor de mens niet bruikbaar. 

Werkzame bestanddelen

Deze zeer fraaie en medicinaal zeer kostbare plant heeft zijn geneeskracht te danken aan twee glycociden namelijk primverine en primulaverine, die aan het eveneens aanwezige enzym prim­verase ontleend worden. Verder flavonoïde, fenolglycocide, saponine, enzymen, vitamine C en organische zouten. De medici­nale eigenschappen zijn expectorans, kalmerend, koortswerend, kramp opheffend en urineafdrijvend. 

Welke vogels eten deze zaden?

In de natuur is mij niet bekend welke vogels ervan eten, maar aan de plant is het zichtbaar dat het gebeurt. In onze volière kan men de jonge blaadjes als groenvoer en de halfrij­pe zaden voeren aan tropen, wildzang, kanaries, agaporniden, grasparkieten, neophema's en aan alle soorten grote parkieten. Ook de bloemen kan men aan de lorries voeren.