Belangenbehartiging Europese Cultuurvogel

Welkom op de website van B.E.C.

De vereniging die opkomt voor het belang van de Europese Cultuurvogel en het kweken ervan.

Wilt u hier ook deel van uitmaken? Meld u dan nu aan als lid.

Inloggen kweker
Terug naar overzicht

Artikel

      

DE  PAARDENBLOEM  (Taraxacum Officinale)             Uit: “Wilde Planten” door Jo van Rooij

 

Een van de beste onkruidzaden is de alom bekende paardenbloem. Deze plant behoort tot de composieten (samengesteld bloemige). Op iedere berm en in elk grasland is het eind april/begin mei een waar bloemen­feest door de uitbundig geelgekleurde bloeiende paardenbloemen. Het is een plant die iedereen kent en menig vogelliefhebber heeft als kind met de witte vruchtpluisbollen gespeeld. De paardenbloem - ook wel molsla genoemd of hondentong of konijnenblad - is de meest voorkomende composiet en de soort is zeer vormenrijk. De Taraxacum Officinale wordt thans dan ook door specialisten opgesplitst in circa 200 soorten en ondersoorten. Een nadeel is dat het een moeilijk uit te roeien overjarig onkruid is dat we het hele jaar door bijna overal aantreffen. De bloemen van de paardenbloem staan zo dicht bij elkaar in een korfje dat het wel een enkele bloem lijkt, maar elk bloemhoofdje of -korfje bevat echter 150 lintbloemen. De korf bestaat uit haren die bij de rijpe vrucht veranderen in een haarkroon. Deze doet dienst als zweefinrich­ting, zodat het zaadje zich over grotere afstanden kan ver­spreiden. De korte stekels aan de paardenbloemvrucht houden het vruchtje na de landing op de grond. Door de penwortel is de plant tevens in staat zich ook langs vegetatieve weg te vermeer­deren. Uit elk stukje van de wortel kan zich een nieuw plantje ontwikkelen. 

Waar komt het voor?

De paardenbloem is een zeer algemeen en frequent voorkomende soort. De plant is stikstofminnend en we treffen hem dan ook aan in wegbermen, graslanden, akkers, tuinen, ruigten, lichte bossen en aanplanten. Zelfs in de gazons (waar ze een plaag kunnen zijn) in heel Europa komt hij voor tot een hoogte van meer dan 2.000 m. 

De hoogte

Deze varieert nogal sterk omdat de soort zo omvangrijk is. Soms is deze enkele centimeters, soms wordt hij 50 cm. hoog, soms nog hoger. 

Bloeitijd

De paardenbloem bloeit van maart tot oktober maar vanaf eind april/begin mei bloeien ze in grote getale. De paardenbloem bloeit uitsluitend met grote gele, uit lintbloemen bestaande bloemen. De bloemen gaan na zonsopgang open zodat de bijen er terecht kunnen om er de honing uit te halen. Bij warm weer bloeien ze heel kort en ook het moment dat de zaden met behulp van hun parachuutjes wegzweven, wordt dan sneller bereikt. 

Wat te voeren?

Onze vogels kunnen de grondpen en de bladeren, de stengels en de halfrijpe zaden goed als voedsel gebruiken. De bladeren en de holle stengels bevatten een bitter smakend melksap. De beste tijd om het zaad te oogsten is de tweede helft van april. We kunnen de zaadknoppen rechtstreeks aan de vogels geven maar we kunnen ze ook in plastic zakken invriezen en het in de winter aan onze vogels te eten geven, nadat wij het hebben laten ontdooien. 

Werkzame bestanddelen

Het zaad van de paardenbloem wordt als een van de belangrijkste en meest waardevolle onkruidzaden beschouwd. Het is eetlust­opwekkend, urine-afdrijvend en het bevat vitamine C. De plant bevat geneeskrachtige bestanddelen (onder andere een bittere stof die zwak giftig blijkt te zijn) en verder organische stoffen zoals kalk, kali en mangaan. Ook bevat het insuline, een zetmeel dat wordt omgezet in een vruchtensuiker. De vitamine waar de plant rijk aan is, is samengesteld uit vitamine C en B en pro-vitamine A. Dit geldt vooral voor de soort die in het vroege voorjaar, in de eerste helft van april, bloeit. 

Welke vogels eten deze zaden?

In de natuur wordt de paardenbloem door veel in het wild levende vogels gebruikt om er hun jongen mee groot te brengen, zoals groenvink, putter, sijs en goudvink, maar ook fazanten en kwartels. In onze volières eten de kanaries, agaporniden, tropen, grasparkieten, neophema's, valken en alle rosellasoorten (zelfs de Rosékakatoe en de Inca) deze zaden graag. Kortom, alle kromsnavels voeren het bij voorkeur aan hun jongen. Ze zullen er al het andere voedsel voor laten staan. Het liefste wordt het zaad gegeten als het net bruin begint te worden.