KWEEKGRAS (Elytrigio repens) door Jo van Rooij
Kweekgras en verwante soorten maken deel uit van de grote familie van de grassen waartoe ook de meeste van onze grassoorten behoren. Het kweekgras is verankerd met een lange wortelstok die talrijke uitlopers vormt en witachtig van kleur is. Dit wortelstelsel kruipt onder de grond verder om zo in korte tijd zeer grote oppervlakten in beslag te nemen. Boeren en tuinders beschouwen kweek als een zeer lastig onkruid. Liefhebbers van geneeskruiden echter hoeden zich er voor de plant uit te roeien. Hij blijkt dan ook te behoren tot die kruiden die hardnekkig de nabijheid van mensen blijven zoeken, omdat zij hem iets te bieden hebben: zij vullen een tekort aan bij de mens. Het gras is in het algemeen een mensenvriend. Het volgt de mensen overal. We zien het bijvoorbeeld duidelijk bij de uitbreiding van een stad in oude heidevelden, langs de rand van bebouwingen. De groeikracht van kweek is zeer groot. De plant lijkt wat op tarwe. De verouderde wetenschappelijke naam Agrapyron betekent ook veldtarwe. Het schijnt dat men in de klassieke oudheid, en ook later nog, in de farmacie twee soorten heeft verward die overigens dezelfde eigenschappen hebben, namelijk kweek (elytrigia repens) en handjesgras (cynodon daktylon), dat zich echter duidelijk onderscheidt door zijn dikke wortelstok, de fijnere en hardere bladeren en de korte stengels, eindigend in een bundel van violette aren met ongenaalde aartjes. Het zijn beide waardevolle planten. Katten en honden zoeken instinctmatig de bladeren van kweek. Door het voer van paarden gemengd geeft het de huid van deze dieren een satijnglans. Kweek groeit uit een witte wortelstok met rechtop staande gladde stengels. De bladeren zijn grasachtig. De bladscheden zijn glad. In het jonge stadium behaard, aan de overgang naar de bladschijf twee lange, spitse, overlappende oortjes. De bladschijf is vlak en 3 - 10 mm. breed. De bovenzijde is een weinig lang behaard, de aartjes zitten in twee rijen langs de hoofdas, met twee steriele 6 tot 11 mm. lange kortgenaalde melkkapjes en drie tot zes bloemdragende 8 tot 11 mm. lange kroonkapjes.
De standplaats
Kweek komen wij op allerlei terreinen tegen in heel Europa tot een hoogte van 2.200 mtr. boven zeeniveau. In Nederland en België zeer algemeen in bouwland, bermen, tuinen, braakliggende grond, stortplaatsen en wegranden.
De hoogte
Deze medicinale plant - o zo'n lastig onkruid - is vooral in tuinen, waar het de mens soms tot wanhoop kan drijven, want elk stukje hoe klein ook groeit door en is in enkele weken al weer een flinke lange wortelstok. Boven de grond krijgt het een hoogte van 20 tot 100 cm.
De bloeitijd
Sommige grassen bloeien bijna het hele jaar door. Echter kweek bloeit in de maanden juni, juli en augustus en reeds vanaf eind juni zijn er veel zaden van deze lastige doch goede plant te plukken.
Wat te voeren?
Van kweek kan men het hele loof en de halfrijpe zaden voeren. Ook de rijpe zaden worden goed gegeten. Dat geldt echter niet alleen voor kweekgras, maar voor alle soorten gras. Het is zeer goed voor onze vogels. Het maakt dus niet uit of je kweek geeft of een andere grassoort.
Werkzame bestanddelen
Kweek dankt zijn geneeskrachtige waarde aan de volgende stoffen:
organische silicium, ijzer en kalium, zouten, vluchtige olie en slijm (waarin het polysaccharide triticide), mineralen, saponine en kiezelzuur, vitamine A en B, koolhydraten en suikers. De medicinale werking is bloedzuiverend, urinedrijvend, verwekend en verzachtend. Voor een thee van kweek neemt men twee flinke eetlepels kweek, overgoten met ¼ ltr. kokend water. Heel langzaam aan de kook brengen. Dan direct van het vuur nemen en afzeven. Aanbeveling verdient het sap van de verse wortel. Men neemt daarvan per dag drie keer een eetlepel vol.
Welke vogels eten deze zaden?
In de natuur nemen alle kleine zaadeters deze zaden, net als van andere grassoorten. In onze volière alle tropische vogels en wildzang, grote en kleine parkieten, zonder uitzondering. Maar ook het loof wordt door alle mij bekende vogels graag gegeten. Of het nu kweekgras is of kropaar, beemst, riet, zwenkgras, raaigras, oot, duist, gevinde kortsteel, trilgras of bosgierstgras, om er maar enkele te noemen, het maakt niets uit, zij eten het graag. Het is dus de belangrijkste wilde plant voor onze volièrevogels!
|