Uit: Wilde Planten / Jo van Rooij:
BRAAM / STEKELBES (Rubus Fruticosus)
De braam komt in ons land als wilde plant op veel uiteenlopende plaatsen voor en behoort tot de familie der Rosaceae oftewel de roosachtigen. Iedereen kent de braam, maar wist u dat er meer dan honderd soorten bestaan, met daarbinnen nog eens plusminus 1.000 variëteiten en bastaarden. De tussenvormen doen zich voor als aparte soorten maar zijn van plaats tot plaats iets verschillend. Het is geen wonder dat alleen vakmensen met pincet en loep de weg weten in de subtiele botanische verschillen tussen al deze vormen. Meer dan 2.000 verschillende vormen van de braam, met allemaal vaste erfelijke eigenschappen zijn verdeeld over heel Europa. Deze enorme verscheidenheid is het gevolg van een bepaalde manier van voortplanting. De Apomixisplanten, die er deze voortplantingswijze op na houden, zijn in staat zonder bevruchting zaden te produceren. Deze nakomelingen zijn exact gelijk aan de moederplant. Daarnaast komt ook de gewone geslachtelijke voortplanting voor en door kruisingen tussen de verschillende microsoorten ontstaan er steeds weer nieuwe vormen. Bramen zijn krachtige, weelderige, overblijvende planten met lange gebogen takken met scherpe stekels. De meestal klimmende stekelige gebogen stengels vormen dikwijls aan de uiteinden wortels, waardoor nieuwe planten ontstaan. De bladeren zijn uit twee of vijf blaadjes gezaagd samengesteld die vaak aan de onderzijde wit of grijs behaard zijn. De bloemen zijn 2 tot 2,5 cm. in doorsnee, wit of roze van kleur en reukloos. Sinds de prehistorie zijn de vruchten bij de mensen in trek geweest. De rijpe vruchten zijn glanzend zwart, fruitig en verfrissend. Behalve voor het maken van jam, dienen ze ook als grondstof voor een siroop met een zwak samentrekkende werking. De thee van de bladeren, gemengd met de bladeren van de framboos, is erg lekker. Het is een krachtig samentrekkend middel en kan gebruikt worden als gezichtslotion en als spoeldrank bij mondaandoeningen. Alle thee moet goed worden gezeefd om kleine stekeltjes te verwijderen. Het wordt onder andere gebruikt tegen angina, heesheid, diarree, suikerziekte en huidzweren. Bij diarree gebruikt men de wortel.
De standplaats
Dit algemeen in Europa voorkomend geneeskrachtig kruid groeit overal langs bosranden, akkers en tuinen, open bosplekken, heide, langs heggen en sloten, tot op een hoogte van 2.300 m.
De hoogte
Deze ranke halfheester met zijn klimmende stekelige gebogen stengel bereikt een hoogte van rond de 2 m.
De bloeitijd
De braam bloeit met zijn 2,5 cm. doorsnee van mei tot september en geeft prachtige witte of roze bloemen.
Wat te voeren?
De zwarte vrucht van de rubus fruticosus en de donkerblauwe vruchten van de rubus caesius worden in de natuur door meerdere besseneters, zoals de vinkachtigen, graag gegeten. In onze volière kunnen wij deze vruchten zeker aan lorries voeren.
Werkzame bestanddelen
Zowel het blad als de vruchten van de braam staan bekend om hun hoog gehalte aan vitamine C. Verder bevatten de bladeren en de vruchten citroenzuur, appelzuur, pectine en suiker. De geneeskrachtige eigenschappen zijn wondhelend, aansterkend, bloedsuiker verlagend en urine-afdrijvend.
Welke vogels eten deze zaden?
In de natuur zijn er meerdere bessen- en vruchteneters die graag deze bramen eten. In de volière alle lorries, de swift en de meeste kleine en grote parkieten. Als zij deze vruchten eenmaal hebben leren eten, is het een heel goede uitbreiding van hun menu. Het eivoer krijgt wat meer smaak als het vermengd wordt met bramen en het wordt wat ruller.
|