IJSVOGELS (Alcedo atthis) : ALLEEN VOOR SPECIALISTEN door Peter Otten
Onlangs was ik in de gelegenheid ijsvogels te fotograferen vanuit een luie stoel. Al veel eerder had ik deze vogels op dia vastgelegd, tientallen jaren geleden. Deze keer was anders: de vogels hadden een nest in een enorme biotoopvolière en verbleven steeds in de buurt van mijn lens.
Dat was relatief gemakkelijk, hoewel ik nog steeds met behoorlijk oude lenzen fotografeer en steeds met de hand moet scherpstellen (Novoflex 400 en 600 mm.). Ik heb inmiddels - dat wél - een digitale camera.
IJsvogels fokken is niet voor iedereen weggelegd. Het is bijna voor niemand weggelegd. De voorwaarden waaraan men moet voldoen zijn legio: een overmaatse volière, een harde zandwand en een vijver met heel veel kleine vissen. Het is pure liefhebberij, zoals enige tijd geleden ook bleek uit een artikel van Jeu Smeets over deze vogel, die bij de familie Bouten werd gehouden. Ook dient men er rekening mee te houden dat men de jongen moet kunnen ringen.
De naam van de vogel komt niet van ijs, hoewel de vogels in de winter zich vaak ophouden in de buurt van een wak. De naam komt van het Duitse Eisenvogel, wat zoiets betekent als ijzervogel, wat weer gebaseerd is op de metaalglans van deze vliegende brok dynamiet.
Voor het uiterlijk verwijs ik naar de foto’s, die spreken meer dan woorden. Vermeldenswaard: de ijsvogel stond afgebeeld op het laatste Nederlandse 10-guldenbiljet.
Het vogeltje is aangewezen op vissen, met aanvulling van andere waterdieren. Doordat vis niet zoveel voedingswaarde heeft, moet het beest zowat de hele dag vissen. Bijgevolg eisen strenge winters een grote tol. De vogel kan zich echter ook weer razendsnel herstellen door veel en vooral grote nesten per jaar.
Er worden acht ondersoorten onderscheiden:
Dat ijsvogels visrijk water nodig hebben is duidelijk. Het water moet ook helder zijn, anders zijn vissen niet goed te zien. En niet te diep. IJsvogels duiken niet dieper dan één meter. Ze zwemmen onder water met behulp van hun vleugels en zelfs halve zwemvliezen. De ogen blijven steeds open. Na elke vangst wordt het verenkleed met een tweede duik en driftig poetsen weer op orde gebracht. De veren blijven kurkdroog door het vet dat de vogel in de veren smeert. Geen perfecte veren? Dan ook geen succes bij het vissen. Zo simpel is het.
In de strenge winter van 1962/63 ging bijna het hele ijsvogelbestand (300 paren) van Nederland te gronde. Enkel een tiental paren was er nog over. In 1975 was het niveau van vóór 1962 weer bereikt. Zachte winters zijn een zegen voor dit vogeltje. In 1976 ging in een lange winter het aantal weer terug naar een honderdtal paren.
Vanaf half maart zijn er tot acht (!) eieren. Die komen tegelijkertijd uit na een dag of twintig. Beide ouders broeden en voeren de jongen, die na 28 dagen uitvliegen. Er zijn drie broedsels per jaar en zelfs in september heb ik ooit pas uitgevlogen jongen gezien. De jongen zijn na een paar dagen zelfstandig en trekken dan (gedwongen) weg. IJsvogels zijn namelijk erg agressief. Het volgende legsel is dan al vaak begonnen in een nieuwe gang. Ook wordt het oude nest wel hergebruikt, maar dan stapelen onfrisse resten zich op. IJsvogels graven zelf een gang uit die tot één meter lang kan zijn.
Terug naar de volière en mijn luie stoel. Afgezien van het feit dat de vogel meestal daar ging zitten waar ik hem niet wilde hebben, lukten er toch verschillende foto’s. Zowat elk half uur vloog de vogel met een vis het nesthol binnen, wat erop wees dat er jongen waren. Daarop volgde steevast een bad en het nodige poetswerk. Ik heb horen vertellen dat de jongen in het nesthol keurig in een rondje zitten met de snavels naar buiten gericht. Elk keer als er een vis is gevoerd, draait de cirkel een plaats verder zodat iedereen aan zijn trekken komt. Voorschieten wordt door de nestgenoten meteen bestraft. Alles is keurig in orde, behalve het nest zelf: dat is een grote rotzooi met stinkende visresten, uitwerpselen en braakballen. Toch vliegen de jongen redelijk schoon uit en nemen zo gauw mogelijk een bad. Na een paar dagen al zijn ze zelfstandig.
In de natuur gaan er van alle honderd jonge ijsvogels binnen een jaar vijfentachtig dood. Dit is een gemiddelde. Dat is behoorlijk dramatisch en het is dus duidelijk dat een grote kinderschare voor deze vogels noodzaak is. Een ijsvogel broedt nooit voor hij/zij negen maanden oud is.
De genoemde braakballen wijzen erop dat de ijsvogel onverteerde resten kan opbraken. Hij slikt zijn prooien heel door en dat is gemakkelijk voor het beest. Hoe de allerkleinste vogels gevoerd worden weet ik niet. Ik zag de ijsvogel alleen sjouwen met vissen van vijf centimeter. De kop van de vis stak altijd naar voren als de vogel naar het nest vloog. De vis werd daarvoor murw geslagen tegen een tak.
Ook als we niet met deze vogel kweken is er in de natuur best wel eens een blik op te vangen van dit schitterend juweel.
|