VIJF VOOR TWAALF door Lou Megens
Wat is dat toch, die fascinatie voor vogels, die welhaast ontembare bezetenheid waarmee deze hobby zich van je meester maakt? Waarschijnlijk is het een combinatie van factoren, waaronder bewondering voor de vliegkunst zeker een rol speelt. Wist u trouwens dat de vliegkunst nog niet zo oud is? De eerste gewervelde dieren die vanuit het water aan land kwamen, schat men 400 miljoen jaar oud. Het vermogen tot vliegen echter is slechts 150 miljoen jaar oud! Het allereerste bewijs van een veer (fossiel) vond men in 1860 in het Duitse plaatsje Solnhofen. Een jaar later werd een puntgaaf skelet (fossiel) gevonden in hetzelfde plaatsje, waarop zeer duidelijk de contouren van de veren te zien waren: het eerste bewijs van een vliegende vogel! Men gaf het de naam Archaeopteryx, dit is Grieks voor “oude vleugel”.
Hoe zal onze hobby “het houden en kweken van Europese vogels” zich in de (nabije) toekomst ontwikkelen? Vaak is het al herhaald, meerdere keren zijn er oproepen gedaan. De roep om kweekverslagen over het houden en verzorgen van Europese vogels was luider dan ooit tevoren en ook meer dan ooit noodzakelijk. Dit in verband met verdere invulling van de Flora- en Faunawet én de Gezondheids- en Welzijnswet van dieren (COM Nederland + Commissie wetgeving).
Het is klaarblijkelijk een behoorlijke barrière om een verslag te schrijven. Toch is dit noodzakelijk om niet alleen ons als liefhebbers (soms) te overtuigen dat de Europese vogels wel degelijk gekweekt kunnen worden, maar vooral om anderen daarvan te overtuigen. Het zou toch verschrikkelijk jammer zijn, als de met veel moeite verkregen rechten weer zouden worden afgenomen! Mijn grote hobby, het houden en kweken van Europese insectenetende vogels, zou daarmee nagenoeg om zeep worden geholpen. In de loop der jaren heb ik meerdere artikelen geschreven en altijd een positieve respons ontvangen. Ook is daarmee aangetoond dat het kweken van deze vogels zeer wel mogelijk is. In de achter ons liggende jaren is er ook een gewenningsproces opgetreden bij het publiek. Wat tot voor enkele jaren geleden nog als een onhaalbare kweek werd afgedaan, is nu gemeengoed geworden. Kijk eens naar de kweeksuccessen met bijvoorbeeld de kerkuil! Het is leerzaam om vogels te houden en te kweken, het opent je blik en de verstandhouding met de natuur. In deze jachtige maatschappij is het een niet te onderschatten antistress bezigheid. Ik laat nu een aantal insecteneters de revue passeren.
Ik was erg blij met mijn eerste kweek met de witte kwikstaart, maar wie kijkt er nu nog van op als deze vogels gekweekt worden? Het blijft leuk en leerzaam om ervaringen van anderen te lezen, maar het kweken van deze vogels is gelukkig een algemeen geaccepteerd gemeengoed geworden. Hoe meer we kweken, hoe beter de vogels gedomesticeerd worden en hoe gemakkelijker het ons afgaat. Omdat de witte kwikstaart een algemeen voorkomende vogel is, wordt er niet echt op gelet. Dat is jammer, want hij is een lust voor het oog. In zijn doen en laten doet de kwikstaart denken aan de steltlopertjes, die met drukke pasjes op zoek zijn naar insecten.
Anders is het met de veldleeuwerik, die in de Nederlandse natuur nagenoeg verdwenen is, maar als cultuurvogel het erg goed blijkt te doen. De vogel kweekt gemakkelijk en produceert meerdere legsels. Er zijn zelfs al bruine en pastel mutanten gekweekt. De meeste mensen hebben de vogel nog nooit gezien, laat staan van dichtbij, en ze herkennen de veldleeuwerik ook niet als hij hoog in de lucht al vliegend kwinkeleert. De reacties variëren dan van “een saaie bruine vogel” tot “wat een mooie vogel met die grote ronde ogen!” De veldleeuwerik is een echte heraut van de lente. Als een van de eerste laat hij zijn lofzang in het voorjaar horen.
Weinig gekweekte vogels die frequent in de natuur voorkomen zijn er ook. Denk maar eens aan de roodborst. Iedereen kent hem maar hij wordt zelden gekweekt. Het ontbreken van geslachtsonderscheid alsmede het agressieve karakter zijn waarschijnlijk debet hieraan. Toch is de roodborst met de nodige aandacht goed te kweken. Ik deed dat al in een kleine kweekvlucht van 90x130x180 cm., zonder “groene” aankleding. De eerste (bruine) mutanten van de roodborst kweekte Louis Gonnissen al. De roodborst kan erg toegankelijk zijn en zelfs in de volière tam worden. Het is beslist geen uitzondering dat de vogel de meelwormen uit de hand komt halen!
Een spektakelmaker, de boomklever, doet het wel heel goed als cultuurvogel. Al jaren kweek ik deze vogel met evenveel plezier als in de pioniersdagen. Zijn levendige verschijning, prettige karakter en strakke gestroomlijnde uiterlijk maken de vogel tot een gewilde cultuurvogel. Het geslachtsonderscheid tussen man en pop is (met enige ervaring) goed te zien. De boomklever brengt slechts één broedsel per jaar groot, maar start vroeg in het jaar (april), zodat we lang plezier van de jongen kunnen hebben. Het geluid dat wordt voortgebracht is prettig om te horen, de roep naar elkaar klinkt een beetje als “twat twat”. Ik krijg altijd het gevoel dat de vogels naar mij roepen! De klevers vinden zaden of noten een grote traktatie. Ze klemmen die in een spleet vast en hameren deze vervolgens open om de begeerde lekkernij op te peuzelen.
Met de blauwborst ging het mij minder goed af. Door allerlei omstandigheden kreeg ik in het verleden geen jongen op stok, maar andere kwekers lukte dat wel. Het is nu niet direct een vogel die in grote aantallen wordt gekweekt, maar de resultaten zijn zeker bemoedigend. Als de blauwborst geen cultuurvogel was geworden, zou hij duidelijk minder aandacht hebben gekregen. Het is een weldaad voor oog en oor om dit juweeltje van dichtbij te aanschouwen en dagelijks te luisteren naar zijn parelende, heldere, gevarieerde zang.
Minder beroemd om zijn zang, maar des te meer om zijn prachtige balts en fraaie uiterlijk is de grote gele kwikstaart. Meerdere liefhebbers kweekten deze vogel reeds en mij lukte het dit jaar ook. Om de diep strogele kleur te krijgen is het wenselijk om kleurstof aan het voer toe te voegen. Het is een waterminnende vogel, die elegant door de volière loopt met zijn altijd op en neer bewegende staart. Als je de oudere vogelboeken erop na slaat zie je dat deze vogel zo’n honderd jaar geleden een zeldzame verschijning was in Nederland. Nu is hij al lang geen rariteit meer, zelfs niet als cultuurvogel.
Zeer algemeen voorkomende vogels zoals de pimpelmees zijn ook met de nodige aandacht te kweken. Het zijn kleine acrobaten, die met een nooit aflatende ijver de volière onderzoeken naar eetbare en interessante zaken. Let op met levende planten en struiken, die worden nogal eens ontdaan van knoppen! Ook hier is het nodig om kleurstof aan het voer toe te voegen om de mooie diepgele en blauwe kleur te verkrijgen. Het “blauwmeesje” laat zich de kaas niet van het brood eten en staat zijn mannetje. Ook kunnen de vogels behoorlijk “schelden” als iets hen niet bevalt.
Een andere acrobaat is de staartmees. Het zijn mooie beweeglijke wattenbolletjes, die door de volière buitelen als kleine ekstertjes, balancerend met hun lange staart. Een staartmees kweken is uitermate moeilijk en het is mij nog niet gelukt, maar ik blijf het proberen! Ik weet van andere kwekers dat het mogelijk moet zijn.
De gekraagde roodstaart laat een wat sinister uiterlijk zien. Het is ook een wat minder bekende vogel bij het grote publiek. Hij wordt regelmatig gekweekt en heeft prachtige blauwe eieren, wat bijzonder is voor een holenbroeder. De eitjes lijken sprekend op die van de heggenmus (blauwpieper in de volksmond genoemd). De verzorging geeft verder geen problemen en de vogel kan leuk zingen. Hij is ook een goede imitator. Aardig is dat de vogel tijdens het landen (als hij al zit) zijn staart zeer snel op en neer laat trillen, alsof er een metalen veertje in zit.
De zwartkop is een algemeen bekende vogel, zowel als cultuurvogel als vrije natuurvogel. We zien hem ook steeds vaker als wintergast; hij kan klaarblijkelijk goed overleven in onze huidige zachte winters. Het is een echte insecteneter, die in het najaar overschakelt op bessen. Met name de vlier is erg populair. Zijn zang is onovertroffen mooi, hoewel er tussen diverse vogels grote verschillen voorkomen. Van de vroeger vastgestelde agressiviteit tussen mannen en poppen hoor je tegenwoordig niets meer. Ik zie dit ook niet terug en laat de vogels het hele jaar door bij elkaar zitten. Alweer een bewijs van verder acclimatiseren als cultuurvogel?
Ik hoop met dit artikel een kleine bijdrage te hebben geleverd aan de acceptatie van de insectenetende Europese vogel als cultuurvogel. Het houden, maar meer nog het kweken staat weliswaar nog in de kinderschoenen, maar het eerste stadium – dat van ontkenning – is overwonnen! Iets wat tot voor een aantal jaren geleden nog onmogelijk leek.
En is het niet zo dat je - om tot een succesvolle kweek te komen - ook de achtergrond van de vogel moet kennen? Immers, indien de biotoop van de cultuurvogel niet voldoet en de omstandigheden en voeding niet op orde zijn, zal de vogel niet gaan broeden! Ook hier wordt een beroep gedaan op zelfstudie en verdieping in de natuur, waardoor automatisch het respect groeit voor alles wat leeft en groeit. En daarmee is de kweker van Europese cultuurvogels vaak meer begaan met de natuur dan vele anderen!
|