Belangenbehartiging Europese Cultuurvogel

Welkom op de website van B.E.C.

De vereniging die opkomt voor het belang van de Europese Cultuurvogel en het kweken ervan.

Wilt u hier ook deel van uitmaken? Meld u dan nu aan als lid.

Inloggen kweker
Terug naar overzicht

Artikel

   

DE  KLEINE  KAREKIET                             door Lou Megens

 

Wie kent hem niet? Deze kleine vogel is waarschijnlijk heel bekend bij het grote publiek, maar er zullen weinig mensen kunnen zeggen dat ze de kleine karekiet ook gehoord hebben en daadwerkelijk ooit gezien hebben!
De grote bekendheid in naam zit hem waarschijnlijk in het feit dat de vogel is afgebeeld op oude vogelplaten van Dr. Jac.P.Thijsse, maar ook door zijn merkwaardige nestbouw in het riet. Verder geniet de vogel de bedenkelijke roem waardvogel te zijn voor de koekoek.. En inderdaad fungeert de karekiet als waardvogel, net zoals vele andere soorten, zoals heggenmus, kwikstaart, roodstaart, pieper etc.

De gebondenheid aan rietkragen draagt ertoe bij dat minder mensen de vogel ooit gehoord zullen hebben. Immers niet iedereen wandelt regelmatig in zo’n gebied. Het geluid zal wel bekend zijn, de vogel zingt immers zelf zijn naam, wat in de literatuur wordt omschreven als een armoedig ritme: arr, orre, orre, orre, er, er, er, orre, orre, er, er, er, iet, iet, iet, arre, arre, iet. Met enige fantasie is hier zijn eigen naam wel uit te halen …

Naast dit “naamzingen”, dat de vogel werkelijk de hele dag en een deel van de nacht ten gehore brengt, heeft de kleine karekiet m.i. een verassend wisselend repertoire; een mooie melodieuze zang laat hij tot groot genoegen regelmatig horen. 

Om de vogel in het oog te krijgen is meer geduld nodig, omdat hij zich aan de waterzijde van de rietkraag ophoudt en dan nog zullen veel mensen denken bij het zien van deze vogel: “is dat nou alles?” Inderdaad, een kleurrijke verenpracht is niet te verwachten, maar schoonheid zit in details nietwaar? De ranke vogel met zijn spitse snavel en kleurschakeringen, variërend van helderwit tot lichtbruin, is wel degelijk mooi in zijn eenvoud. De kleine karekiet laat op zijn borst en buik een bleke okertint zien, in overeenstemming met het dode riet. Alleen de keel is lichter, nagenoeg wit, en de rug is egaal bruingeel, alleen op de vleugels wat donkerder, warmer bruin. Boven de ogen zien we onduidelijke wenkbrauwen. Beide geslachten zijn seksueel amorf  (gelijk gekleurd). 

De karekieten (zowel de kleine als de grote) behoren tot de familie van de rietzangers (Acrocephalus), welke bestaat uit kleine teruggetrokken levende insectenetende vogels, die nestelen in lage vegetatie, meestal bij of boven water. De kleine (Acrophalus scirpaceus) en de grote karekiet (Acrophalus arundinaceus) broeden beide in rietkragen en bezetten dezelfde habitat. De grote karekiet  is echter veel schaarser in Nederland dan de kleine. De grote karekiet (ook wel dubbele karekiet genoemd in de volksmond) is wel zo groot als een zanglijster en heeft een duidelijk hardere zang/roep. 

De kleine karekiet broedt in rietkragen, het nest wordt gevlochten van grasstengels en bloemknoppen, bladeren en bloeiende stengels van riet, plantenpluis en spinrag. Het nest wordt bekleed met fijne plantenvezels, soms haar, wol en veren, en het wordt meestal bevestigd aan 6 rietstengels, een halve tot één meter boven het wateroppervlak. Om te voorkomen dat de eieren en jongen uit het nest vallen, is de nestkom twee keer zo diep als breed. Zo is het bestand tegen windstoten en golfslag.

De vogels beginnen met nestbouw en broeden van medio april - medio juni. Er wordt in het algemeen slechts één legsel gemaakt. De vier eieren (meestal vier; zelden drie/zes) zijn groenachtig wit of zeer lichtgroen, meestal helemaal bevlekt, met groene of olijfgroene of grijs gespikkelde vlekken. Beide geslachten broeden, wat zo’n 11-12 dagen in beslag neemt.

De jongen worden door beide ouders verzorgd. Deze verlaten het nest na 11-13 dagen. In augustus /september vliegen de vogels naar hun verre winterverblijven in tropisch Afrika.

Een jaar later moet het voor de jonge vogels een vreemde gewaarwording zijn, om in plaats van het manshoge, dichte, wuivende rietbos, dat zij in augustus verlieten, niets meer te vinden dan enkele dorre stengels en wapperende blaadjes. De vogels klimmen in het riet en zingen mee met de straffe wind. Ze hebben nog alle tijd, want het nieuwe riet waarin zij hun nesten moeten bouwen, steekt nog maar enkele centimeters boven het wateroppervlak uit. 

Sinds enkele maanden ben ik in het bezit van een koppel (DNA gesekste) vogels, waarmee ik in 2008  probeer te kweken. Om de natuurlijke leef- en nestomstandigheden een beetje na te bootsen, heb ik een cementkuip in de volière gezet, gevuld met water en daar riet in geplant. De afmetingen van de volière zijn niet overdreven groot (2x2x2 meter) en deze ruimte wordt gedeeld met een koppel zwartkoppen.

Ik nam nog iets vreemds waar: De vogels krijgen iedere dag vers drink- en badwater (er wordt dagelijks een bad genomen), maar ze kiezen als drinkwater toch het vieze water in de kuip waar de rietstengels in groeien en waar een olieachtige laag op drijft (door rottende plantenresten). Overigens zag ik de winterkoning (in dezelfde kooi) dit ook consequent doen. Ik heb hier geen verklaring voor, maar de vogels zien er gezond uit, ondanks alles!

De kweek zal niet gemakkelijk zijn, misschien wel onmogelijk in deze ruimte, maar het is het proberen waard. Ik verheug me nu al op het definitieve aankleden van de volière en op de nestbouw-pogingen van deze aardige vogels