DE Grote Bonte Specht (Dendrocopos major)
Door: Lou Megens
Schitterend! Anders kun je niets zeggen over de adembenemende schoonheid van de grote bonte specht. Een pikzwart met sneeuwwit verenkleed, gelardeerd met een vuurrode onderstaart. Het mannetje onderscheidt zich van het vrouwtje door een klein rood “petje” op het achterhoofd. Als we deze specht op zijn rug aankijken, vallen vooral de twee helderwitte schoudervlekken op.
Er zijn in Nederland nog twee andere bonte spechten. De kleine bonte specht (Dendrocopos minor), die ongeveer zo groot is als een mus, maar veel minder vaak voorkomt in Nederland. En de erg weinig voorkomende middelste bonte specht (Dendrocopos medius). De grote bonte is met 50.000 broedparen rijk vertegenwoordigd in Nederland.
Een specht die zijn roffel van overigens niet langer dan 1 seconde op het dode hout laat horen is indrukwekkend. Maar een specht die zijn nest uithakt in een gezonde boom is ontzagwekkend! Dit stelt ons echter meteen de vraag waarom de vogel geen “hoofdpijn” krijgt van deze snelle harde hakbewegingen. De roffel van wel 8-10 slagen per seconde wordt niet doorgegeven aan de schedel, maar gedempt door een poreuze laag tussen de snavel en het bot van de schedel. De snavel is weliswaar sterk, maar toch elastisch, en onderaan de tong zit een elastische ondersteuning die doorloopt over de hele schedel, en de klap gelijkmatig over de schedel verdeelt. Bovendien zit tussen de schedel en de hersenen een dunne laag hersenvocht, waardoor minder trillingen worden doorgegeven aan de hersenen Dit roffelen wordt ook wel snorren genoemd, en hoor je vooral in het voorjaar. Het is geen foerageren, maar meer een muzikale uiting, wat vaak in de vroege ochtenduren te horen is. De specht gebruikt daarvoor een geschikte (dode) tak, die voldoende resoneert. Als er eenmaal een geschikte tak gevonden is, wordt deze herhaaldelijk gebruikt voor het uitvoeren van zijn instrumentale muziekstuk.
De specht heeft een krachtige, golvende vlucht, waarbij de vleugels nagenoeg niet boven het horizontale vlak geheven worden. Bij iedere 3e vleugelslag worden de vleugels even tegen het lichaam stil gehouden, zodat er een soort ritme ontstaat wat de golvende vlucht veroorzaakt. Een, twee, drie, hup; een, twee, drie, hup. Bij hup gaat het lichaam even de hoogte in, om in een boogje te dalen. Een nieuwe vleugelslag geeft dan weer een opwaartse stijging.
Zijn normale positie is tegen een verticale stam aan, waar de vogel met kleine sprongetjes omhoog hipt, ondertussen rondom de stam draaiend. Het voedsel van de grote bonte specht bestaat uit zaden en insecten. Zoals bij zoveel vogels, worden de jongen nagenoeg uitsluitend met insecten grootgebracht. Dennen- of sparrenzaden, beukennootjes, hazelnoten, eikels, kastanjes, dat alles wordt graag in de winter verorberd. Maar de grote bonte zoekt toch voornamelijk naar insecten. Hij weet die feilloos op te sporen en bloot te hakken. Galappels zijn ook erg in trek, die worden opengehakt om de smakelijke vette maden eruit te halen, die lekker opgepeuzeld worden. Maar ook is de vogel wel betrapt op het openhakken van nestkastjes, waarna de eieren en jongen van zangvogeltjes worden buitgemaakt.
De spechten klemmen zich vast aan de stam met hun sterke poten, en scherpe nagels. Hierbij steunen ze af op hun stevige, gepunte staartpennen, net als de boomkruiper dat doet. De boomklever echter steunt in het geheel niet af op zijn staart, hij gebruikt alleen zijn nagels om zich vast te klemmen.
We komen de grote bonte specht bijna overal tegen, in allerlei biotopen. Tuinen, parken, bosgebieden, boomgaarden en begraafplaatsen. Beide oudervogels hakken het nest uit in een boom, vaak een berk, op een hoogte van meestal minimaal drie meter. Deze nestholte heeft een mooie ronde ingang van 5,5 centimeter, waarbij een kleine gang voert naar de uiteindelijke nestholte die zo`n 25-30 centimeter lager ligt, en een diameter heeft van 12-15 centimeter.
De eieren worden zo op het hout gelegd, zonder enige nestbekleding. Ieder jaar opnieuw hakken de spechten een nieuw nest uit. Veel minder vaak wordt een bestaand nest opnieuw hergebruikt. De grote bonte begint pas midden mei met broeden, en legt slechts één broedsel per jaar. Er zijn normaal 4-7 eieren in een nest, die, zoals dat bij vele holenbroeders het geval is, volledig wit zijn. Het broeden geschiedt voornamelijk door het vrouwtje, hoewel het mannetje ook soms wel broedt. De broedtijd bedraagt ruim twee weken, en dan breekt er een drukke periode aan voor beide ouders.
Beide ouders vliegen af en aan met insecten die in de snavels worden meegenomen, en aan de jongen gegeven. In de veilige nestholte hebben de jongen weinig te vrezen van weersomstandigheden of predatoren, en zij laten hun aanwezigheid duidelijk horen op latere leeftijd. Tegen dat de jongen op uitvliegen staan, dat is zo’n drie weken nadat de eieren uitkwamen, schreeuwen ze werkelijk moord en brand. Dat geluid is al te horen vanaf enkele tientallen meters.
Ik maakte dat diverse keren mee. Op een mooie zondag in mei, wandelde ik met mijn vrouw in de bossen van Riethoven. Onze hond draafde links en rechts voor ons uit over het stoffige zandpad. Opeens werd zijn aandacht getrokken door een geluidje, waarop ik ook aandachtig luisterde. Het was een redelijk open dennenbos, en ik vroeg mijn vrouw; “weet je wat dat is”? “Nee, geen idee”, zei ze. “Kom, ik zal het je laten zien” Na een korte zoektocht vonden we het nest al heel snel. De jonge grote bonte spechten maakten een kabaal van jewelste.
Al vrij snel kwam er een ondeugend kopje naar buiten kijken, van een jonge grote bonte specht. Enthousiast wees ik mijn vrouw op dat guitige kopje met zijn rode petje. Zonder enige verdere aanleiding sprong het jong ineens uit het nest, en vloog weg. Direct daarop gevolgd door nummer twee, drie, vier en vijf. Alleen die laatste kon niet voldoende vliegen, en viel op de grond. Waarschijnlijk gestoord door onze onverwachte aanwezigheid, zijn de jongen net te vroeg uitgevlogen.
Ik besloot de laatste jonge specht, die onbeholpen over de grond strompelde, mee naar huis te nemen voor handmatige opfok. In de natuur had hij waarschijnlijk weinig kans om te overleven. Eenmaal thuis gekomen zette ik het jong in een kooi, waarop hij direct in de tralies ging hangen, in verticale positie. Als voedsel gaf ik hem eivoer, met buffalowormpjes en meelwormen (alleen de witte). Het jong sperde niet meer, waardoor ik zijn snavel moest openen om het voer te kunnen geven. Verassend snel was het jong zelfstandig, waarop hij in de volière mocht vliegen.
Een prachtig gezicht, en een unieke kans om de vogel van dichtbij te kunnen bestuderen. De specht zorgde er wel voor, om zoveel als mogelijk uit ons gezichtsveld te draaien, en aan de achterzijde van de boomstam te vertoeven. Af en toe kwam zijn kopje opzij piepen om te kijken of we nog niet verdwenen waren.
Al snel begon de jonge bonte specht ook te hakken, waarbij werkelijk de spaanders in het rond vlogen! Omdat hij daarbij niet alleen de, voor dat doel daar neer gezette verticale boomstam gebruikte, maar zich ook tegoed deed aan de houten opbouw van de volière, hebben we hem maar snel losgelaten in hetzelfde bos als waar we hem vonden. Hij zal het wel redden, er is voldoende eten te vinden in dit jaargetijde.
Foto’s: Theo v.d. Mortel, Piet den Dreu en Bart Biemans
|