Belangenbehartiging Europese Cultuurvogel

Welkom op de website van B.E.C.

De vereniging die opkomt voor het belang van de Europese Cultuurvogel en het kweken ervan.

Wilt u hier ook deel van uitmaken? Meld u dan nu aan als lid.

Inloggen kweker
Terug naar overzicht

Artikel

   

HET  LIEFLIJKE  STEENUILTJE  IN  DE  AVICULTUUR    door Louis Gonnissen

Foto: Peter Otten                                                         

Kweken en domesticeren zijn synoniem! Kweken is domesticeren als gevolg van het feit dat de vogels hun verzorger leren kennen als voedselbron, waardoor ze het voedsel zoeken in de natuur opgeven. Dan is er nog het feit dat de natuurlijke selectie in het nakomelingschap vervangen wordt door de menselijke selectie, die totaal anders verloopt. De derde generatie in de kweekkamer of kweekvolière heeft de wilde natuur al niet meer gekend, zelfs niet langs hun ouders om, en deze moet dus logischerwijze als eerste gedomesticeerde generatie gezien worden. Die generatie leeft ook niet langer in gevangenschap, zoals soms verkeerdelijk wordt voorgesteld. Bij de domesticatie of huisdiervorming gingen de vogels over van een leven in gevangenschap naar een leven in een beschermd milieu bij de mens. Zoals men niet zegt dat een hond of paard in gevangenschap leeft, zo zegt men dat ook niet van een kanarie of bruinpastel goudvink. 

Na enkele gekweekte generaties treden gewoonlijk kleurmutaties op. Men dacht dat dit het gevolg was van inteelt en dat kan in zekere mate hier of daar ook het geval zijn, maar dat móet niet. Er treden in de natuur ook regelmatig kleurmutaties op die men niet of nauwelijks opmerkt en die ook snel ten gronde gaan. De natuur laat namelijk niet gauw afwijkingen op het natuurlijk stramien toe, omdat die, in het begin althans, wat zwakker zijn en beter zichtbaar voor de prooizoekers. In beschermd milieu bij de mensen ligt dat helemaal anders. Daar worden die mutaties speciaal verzorgd. Op een paar duizend jonge, pas gekipte Japanse vleeskwartels waren er steeds een tweetal bruine kleurafwijkingen. Die gingen altijd dood gedurende de eerste levensweek. Ik nam ze uit de grote groep mee naar huis en daar groeiden ze uit tot prachtige bruine Japanse vleeskwartels en later tot een sterke cultuurstam. Zo vergaat het alle mutaties indien ze daar de kans toe krijgen. 

De kerkuil is ongetwijfeld de kampioen als meest gekweekte uil en dat al generaties lang. Er bestaan naast de natuurkleurige variaties ook al de spierwitte kerkuil en de donkerbruine vorm. Op de tweede plaats volgt het geliefde steenuiltje. Voor deze uil wordt gewoonlijk het verkleinwoord gebruikt. Waarom? De kerkuil doet zich voor als een stevige, grote, zelfbewuste uil maar het steenuiltje bezit een lieflijk, kinderlijk uiterlijk dat spontaan de aaireflex van de toeschouwers opwekt. Het steenuiltje bezit een sterk uitgesproken kindschema zoals breed voorhoofd, grote ogen, gedrongen, rond, wat hulpeloos aandoend lichaam. Het steenuiltje is een succesrijke uil in de avicultuur, niet alleen door zijn kindschema maar ook nog door de kleurmutaties die vroeg of laat zullen optreden in de huidige cultuurstammen. 

De wildkleur en mogelijke kleurmutaties bij steenuiltjes

Het steenuiltje bezit de zwarte eumelanine en verschillende bruine phaeomelaninen. Er bestaat maar één soort eumelanine, omdat het zwarte pigment verschijnt aan de voleinding van de scheikundige processen, bij de vorming van de melanine. Blijven de scheikundige processen onderweg ergens steken dan ontstaat geen zwart pigment maar slechts bruin pigment, phaeomelanine genoemd. Omdat de scheikundige processen in hun afloop op verschillende tijdstippen onderbroken kunnen worden, levert de phaeomelanine verschillende kleuren op: rood, roodbruin, bruin, geelbruin en geel. Allemaal verschillende phaeomelaninen. Steenuilen en de andere uilen missen de gele en rode carotenoïden. 

Om een idee te krijgen van de vele kleurmutaties die kunnen optreden bij de domesticatie van de steenuilen, gaan we kijken naar vogels met hetzelfde kleurenpalet. De tamme nakomelingen van de rotsduif, die al sinds eeuwen gedomesticeerd zijn, leveren een goed voorbeeld. Er ontstonden in de loop der tijden zwarte, zwart geschubde, donkerblauwe, blauwe (de wildkleur), rode, roodbruine, bruine, geelbruine en gele duiven. Behalve de donkere variëteiten kan men bij de pas gedomesticeerde diamantduiven dezelfde kleurstammen waarnemen in rood, bruin en geel. De geschiedenis van de mutaties bewijst dat gewoonlijk de bruine mutatie als eerste optreedt. De bruine steenuil zal, in het begin althans, geen spectaculaire verschijning zijn maar toch genoegzaam opvallen bij hen die aandacht hebben voor kleurmutaties. Om wat ingewijd te raken kan men een kijkje gaan nemen bij de kerkuil met zijn hartvormige, lichtgrijs gekleurde gezichtssluier. Die wordt omrand door een fijne, duidelijke lijn in rood, roodbruin, bruin, geelbruin of geel! 

De agaat mutatie verschijnt gewoonlijk ook heel vroeg in het domesticatieproces. Deze kleurschakering wordt dikwijls ook zilver genoemd. De hoeveelheid eumelanine wordt gereduceerd, zowel wat aantal als grootte van de melaninekorrels betreft. Het eerste zilverkleurige - of beter agaat - steenuiltje zal bekijks hebben.
Als agaat en bruin nu samenkomen in dezelfde vogel dan verkrijgt men een heel lichtbruine kleur, isabel genoemd of beter bruinagaat. Dit steenuiltje zal nog meer in de smaak vallen dan al de voorgaande maar toch minder opvallend zijn dan de volgende uitvoeringen. Bij de feo’s zal de eumelanine totaal verdwenen zijn. De lichaamsveren zullen nog slechts een roodbruine omzoming hebben omdat de phaeomelanine enkel en alleen in de randen van de witte veren zal overblijven. Het witte steenuiltje met doorkleurde ogen, geen rode ogen van de albino, ligt ook in het verschiet als een droomvogeltje. Ooit zal dat de tegenhanger zijn van het zwarte steenuiltje. 

Het pastel steenuiltje zal er zeker komen in zachte opgebleekte kleur. Die opbleking of pastellisatie zal van het steenuiltje een zacht pastelkleurig vogeltje maken, waardoor het kindschema nog aantrekkelijker wordt en het groot succes van de genenkunst bij het steenuiltje onovertroffen blijkt. Liefhebbers met zin voor poëzie en gevoelig voor kunst, zullen als aan de grond genageld blijven staan, stil en onbeweeglijk. Ze zullen bewonderend genieten en genieten. Na dit kunstwerk zal de wereld anders zijn zoals na elk chef d’oeuvre (meesterwerk) in poëzie en kunst. Er zullen ongetwijfeld nog andere mutaties optreden die andere tekeningen in het verenkleed en zelfs bontvorming meebrengen. Al kan men van de toekomst (dank aan de wetenschap!) een en ander verwachten, toch blijft ze vol verrassingen. 

Mensen, ongevoelig voor poëzie en kunst, speciaal de genenkunst, zullen rechtop veren en zich ontlasten in volzinnen tégen de vogelliefhebbers die de natuurlijke evolutie als een natuurlijk verlengstuk laten uitbloeien in de evolutie in mensenhand, in het beschermd milieu bij de mensen. Zij zullen dromen van o.a. positief- en negatieflijsten met veronachtzaming van het feit dat domesticatie een eeuwenoud mensenrecht is sinds ruim twaalfduizend jaar! Komt daarbij dat de mensen recht hebben op kunst en poëzie, op genenkunst in zoverre die geen kwaad berokkent. Blijft de vraag: vanwaar die driestheid in hun optreden tegen ons?