EDELVINKEN Waar vandaan die naam? door: Jeu Smeets
Met dank aan Thomas Ratjen
De familie van de vinken bestaat wereldwijd uit zo’n 115 soorten. Daarbij moet vermeld worden dat een paar soorten uitgestorven lijken te zijn. De vinkenfamilie is onderverdeeld in twee ondersoorten: de Fringillinae en de Carduelinae. De laatste kent beroemde vertegenwoordigers in putter, sijs, kneu, barmsijs en frater.
De familie Fringillinae (Edelvinken of echte vinken) kent slechts drie vertegenwoordigers en dat zijn de Keep ( Fringilla montifringilla ), de Boekvink ( Fringilla coelebs ) en de Blauwe vink
(Fringilla teydea).
Van de Keep (foto 1) met zijn enorm verspreidingsgebied, dat ophoudt bij de boomgrens aan de Noordpool, zijn geen ondersoorten bekend en beschreven. In Nederland is het een veelvuldige wintergast, die in zachte winters blijft hangen en anders als doortrekker zijn heil zoekt.
De Boekvink (foto 2), waarvan 21 ondersoorten bekend en beschreven zijn, staat bekend als stand- en zwerfvogel, behalve uit de meest noordelijke gebieden, die naar het zuiden afzakken tot de plaatsen waar het weer voor hun acceptabel is.
De Blauwe vink (foto 3), waarvan slechts twee ondersoorten bekend en beschreven zijn, heeft een beperkt leefgebied op de Canarische eilanden en wel op Tenerife en Grand Canaria. Ze leven daar in de bergen op een hoogte van 1000 - 2000 meter in de bossen met Canarische pijnbomen, waarvan de zaden buiten het zomerseizoen voor een groot deel hun menu vormen.
Edelvinken. Waar komt deze term vandaan? Op internet is veel te vinden, maar hierover niets.
Dus stak ik mijn licht op bij Thomas Ratjen, voorman van de AZ-AEV (tegenhanger BEC in Duitsland ) en verantwoordelijk voor vele vogelbeschrijvingen in de AZ-Vogellexikon.
Ratjen: De Boekvink werd in het grijze verleden in Duitsland omschreven als Edelvink en dat was terug te voeren op het oorstrelende gezang. Deze naam is ook daar heden ten dage niet meer in gebruik voor onze mooie Boekvink.
De Edelvinken onderscheiden zich van hun naaste verwanten doordat ze in de zomer leven van - en hun jongen uitsluitend grootbrengen met - kleine wervelloze dieren van één tot drie centimeter.
Omdat Keep en Boekvink bij ons de nodige bekendheid genieten gaan we terug naar de Blauwe vink. Deze zijn met 17 - 18 cm. wezenlijk groter dan hun beide soortgenoten en ook wel wat zwaarder door hun robuustere bouw. Van het leefgebied van deze vogels, wat toch al niet al te groot was, is door bosbranden in de afgelopen jaren het een en ander verwoest en daar heeft de getalsmatige stand ook onder geleden. In 1906 heeft men de blauwe vink dan ook op de rode lijst van met uitsterven bedreigde soorten geplaatst en zijn ze op de citeslijsten gezet. De blauwe vink is
een pure standvogel en alleen de jonge vogels zwerven wat rond. Omdat de bosbeplanting op deze eilanden fragmentarisch is blijven veel jongen hangen in de buurt van het ouderlijk huis. Het broedseizoen is van mei tot juli. Het popje bouwt een stevig, typisch vinkennest in een boomvork en legt daarin twee eieren. Ze kennen slechts één broedsel per jaar. In tegenstelling tot keep en boekvink zijn ze dus weinig productief. Zijn bij keep en boekvink de popjes gewoon wat matter van kleur dan de mannetjes, bij de blauwe vink (foto 4) is dat hetzelfde. Blauwe vinken hebben ook de lichtere vleugelbandering. Alleen is dat niet zo duidelijk aanwezig.
De totale populatie blauwe vinken wordt geschat op 2500 tot 4000, waarvan de meerderheid op Tenerife te vinden is. Het vangen van deze vogels is verboden vanaf 1980 en vanaf 1982 is het leefgebied beschermd. In 1992 is men gestart met een kweekprogramma in gevangenschap tot soortbehoud. Het is duidelijk dat er nog steeds illegale handel in deze vogels bestaat; ze zouden vooral terechtgekomen zijn in Italië, Duitsland en België. Over het houden van de vogels in volières is niet al te veel bekend. Het is duidelijk dat de vogels, paarsgewijs, een grotere ruimte vragen die minimaal goed beplant moet zijn met coniferen. Als voedsel komt een veelheid aan zaden in herfst en winter in aanmerking, o.a. liguster, vuurdoorn- en lijsterbessen, pitten van zonnebloemen, pijnboom en coniferen en verder groenten als sla, augurk, appel etc.
In de zomer wordt overgeschakeld op levend voedsel en kan het bekende areaal voorgezet worden, aangezet met eventueel weideplankton. Voorwaarde is wel dat de blauwe vink vorstvrij moet overwinteren.
Het is wel duidelijk dat met deze vogels in het westen van Europa gekweekt is, maar dat er weinig ruchtbaarheid aan gegeven is. In Nederland, zowel als in Duitsland is de voorgeschreven ringmaat 3,2 mm.
|