WILDE PEEN (Daucus Carota) PRIVATE uit: “Wilde Planten” door Jo van Rooij
De peen is een lid uit de familie der schermbloemige (Apiaceae Umbelliferae), gewoon in het Nederlands wortel. De tegenwoordig geteelde rassen van de peen zijn ontwikkeld uit de wilde vormen, die oorspronkelijk in het Middellandse zeegebied en Azië voorkwamen. De wortel van de wilde peen is niet vlezig verdikt en gekleurd, maar dun spoelvormig en witachtig en is een der wijdst verspreide wilde planten in de oude wereld. De eetbare ondersoort met vlezig zoet smakende wortel wordt al 2.000 jaar in Europa gekweekt en is zo in Centraal Azië door selectie ontstaan. In de kruidengeneeskunde gebruikt men de verse wortel van de geweekte vormen. Zijn oranje kleur heeft deze plant aan een hoog caroteengehalte te danken. Een stof die door het lichaam in vitamine A wordt omgezet. Ook bevat de wilde peenwortel tevens vitamine van de B-groep en vitamine E, talrijke sporenelementen, eiwitten en kleine hoeveelheden vetten. Het eerste jaar wordt de wortel gevormd met een rozet van fijn vertakte bladeren, het wortelloof. Het tweede jaar wordt besteed aan de bloemen en vruchten. De bladeren worden naar boven kleiner en de bovenste zitten als een omwindsel om het groenachtig wit scherm. En zelfs de kleine schermpjes hebben een dergelijk omwindsel. Midden in het scherm zit meestal een donkerrode enkele bloem op de plaats van het middelste schermpje, waar omheen het scherm zich na het uitbloeien samentrekt. De andere bloemen van het scherm zijn ongelijk. De buitenste kroonbladeren zijn groter. Tijdens de bloei is het scherm plat of naar boven gewelfd. Tegen de bevruchttijd trekt het zich samen en is dan in het midden vogelnestachtig verdiept. In de 16e eeuw werd een brouwsel van de rode middelste bloemen als een goed middel tegen epilepsie beschouwd. En eeuwen later werden ze aanbevolen als middel tegen allerlei kwalen, zoals steken in de zijde, nierstenen, waterzucht; de etherische olie in de wortel is een middel tegen wormen.
De standplaats
Oorspronkelijk groeide de wilde peen alleen in het Middellandse zeegebied. Thans komt hij overal in Europa, Azië en Amerika als een wilde plant voor. In Nederland en België vinden we hem op half droge graslanden, weiden, wegbermen, dijken, spoordijken en puinhopen. Bij voorkeur op losse zandige of steenachtige, vaak weinig begroeide grond. Het is een zeer algemene plant.
De hoogte
De wilde peen krijgt een hoogte van 30 tot 90 cm. De stengel is rechtopstaand, gegroefd en borstelig behaard met sterk gedeelde bladeren.
De bloeitijd
De bloeitijd van de wilde peen is erg uiteenlopend en duurt van juni tot oktober/november. In juli of augustus is er al volop half rijp zaad voorhanden.
Wat te voeren?
Aan onze vogels kunnen wij in de allereerste plaats de geraspte wortel, zowel van de wilde als van de gekweekte soort voeren, hoewel de wilde soort erg taai is. Maar de winterwortel is buitengewoon geschikt om door het eivoer te mengen. De uiteenlopende bestanddelen en vooral het caroteen maken de peen tot een gezonde groente voor onze vogels. Ook de zaden worden goed opgenomen.
Werkzame bestanddelen
In de wilde peen zitten zeer veel goede stoffen zoals 6 - 12% suiker, pectine, inositol, etherische olie, lecithine, glutamine, fosfatiden, vitamine B en C, kiezelzuur, ijzer, sporen arsenicum, kobalt, koper en nikkel. Tevens carotine dat in de planten gewoonlijk alleen in de bovengrondse delen zit en dat nodig is voor het opvangen van de lichtenergie. In het menselijke organisme ontstaat uit carotine vitamine A dat belangrijk is voor het gezichtsvermogen.
Welke vogels eten deze zaden?
In de natuur zijn het de kneu en sijs en ik denk ook de vinken. In de volière kan men de halfrijpe zaden aan alle vogels voeren. Geef een paar uitgebloeide schermen en kijk hoe zij ervan genieten. De wortel, zeker van de geweekte rode soort, is het beste wat uw vogels kan overkomen. U kunt het eivoer er heerlijk rul mee maken, maar een stuk wortel op een spijker gestoken brengt al uw vogels in verrukking; nóóit geven als het vriest.
|