VLASLEEUWEBEK (Linaria Vulgaris) (Vlasbekje / Vogeltje op een been)
uit: “Wilde Planten” door Jo van Rooij
De geslachtsnaam Linaria en de Nederlandse naam hebben betrekking op de overeenkomst met de zeer smalle bladeren van die van de vlas, maar als we naar de bloemen kijken is alle verwarring uitgesloten. De vlasleeuwebek heeft dan ook niets uit te staan met de vlas (Linum Usitatissimum). In de middeleeuwen gebruikten vrouwen een afkooksel van het gewas - met aluin bereid - om het wasgoed te stijven, zoals voor kort het wasgoed met blauwsel behandeld werd.
Deze meerderjarige plant met een horizontaal rijk vertakt wortelstelsel, dat plaatselijk door de vorming van adventiespruiten een groot aantal bovengrondse blad- en bloemdragende stengels tot ontwikkeling brengt en zo tot grote verspreiding van de plant bijdraagt (wortellopers).
De paalvormige hoofdwortels zitten naar verhouding zeer diep in de grond. De stengel staat rechtop, is meestal onvertakt en kaal en is boven aan de uitstaande tros bebladerd. De verspreid zittende bladeren zijn lijn- tot lancetvormig en zijn aan de rand omgeslagen. De bloemen zijn verenigd tot een dichte eindstandige tros waarvan de spil en de bloemstelen klierachtig behaard zijn. De kelk is klokvormig met vijf lancetvormige tanden. De kroon is lichtgeel, 1½ tot 3 cm. lang, vergroeid tweelippig, het gehemeltespoor is 1 cm lang. De vrucht is een 8 mm. lange doosvrucht, openspringend met 4 tot 10 tanden. De zaden zijn schijfvormig en 2 mm. groot. Aan de basis is de bloembuis nog tot een vrij lang spoor verlengd. Hierin verzamelt zich de nectar die in een ringvormige klier aan de basis van het vruchtbeginsel wordt afgescheiden. De keel van de kroonbuis is door een dubbele uitstulping van de onderlip afgesloten. Alleen sterke insecten, zoals hommels en bijen, kunnen in de bloem komen. Daarbij strijken ze onwillekeurig langs de zich in de kroonbuis bevindende helmknoppen en krijgen het kleverig stuifmeel van het vlasleeuwebekje aan zich. Wanneer ze al stuifmeel bij zich dragen vegen ze dit aan de stempel.
De standplaat
Het vlasleeuwebekje is in Nederland en België een vrij algemene plant die voorkomt als onkruidgezelschap op spoordijken, aan wegen, op muren, heggen, op korenakkers en op kapvlakten. Vooral op losse steenachtige of zandige grond. De plant is warmteminnend.
De hoogte
De vlasleeuwebek is een grijsgroen uitziende plant met horizontale lange zijwortels en verticale bloeistengels, die vaak vertakt zijn. De plant krijgt een hoogte van 20 tot 60 cm.
De bloeitijd
De bloeitijd van deze plant is van juni tot oktober. De plant is zeer goed te herkennen en met geen andere plant te verwisselen. Ze lijkt erg veel op de leeuwebekken die wij in onze tuinen hebben staan.
Wat te voeren?
Van de vlasleeuwebek is voor onze vogels alleen het zaad te voeren, liefst half rijp maar ook in droge vorm. Als u het droge zaad wilt voeren doe dat dan wel vers, dus recht van de plant. Dan wordt het door de meeste vogels beter opgenomen.
Werkzame bestanddelen
De plant bevat glycociden, o.a. linarine, organische zuren zoals mierenzuur, citroenzuur, appelzuur en looizuur. Verder rubber, suiker en pectine.
Welke vogels eten deze zaden?
In de natuur worden deze zaden minder gegeten door de wildzang vogels. In de volière kunnen wij deze zaden met succes voeren aan agaporniden, neophema's en vele soorten grote parkieten. Als wintervoer is het niet zo'n groot succes. De meeste vogels eten deze zaden in droge vorm niet zo graag.
|