KONINGINNEKRUID (Eupatorium cannabinumPRIVATE - Leverkruid)
Uit: “Wilde Planten” door Jo van Rooij
Het schijnt dat koning Mithridates Eupater 120 jaar voor Christus de plantkundigen uit de 18e eeuw heeft geïnspireerd. Zij moesten een wetenschappelijke naam geven aan het leverkruid en noemden dat Eupatorium Cannabinum. De soortnaam Cannabinum is van de wetenschappelijke geslachtsnaam van de hennep cannabis vanwege zijn driedelige bladeren die lijken op die van de hennep. De plant heeft een behaarde rechtopstaande tot aan de bloeiwijze onvertakte dicht bebladerde stengel. De bladeren zijn tegenover elkaar staand, handvormig, drie- tot vijftallig lancetvormig toegespitst, onregelmatig grof getand. De bloemblaadjes zijn talrijk gesteeld in een dichte schermvormige tros. De omwindselblaadjes zijn smal en met weinige in drie à vijf rijen, dakpansgewijs over elkaar, stomp met een smalle vliezige rand, heel licht fluwelig behaard. De vier tot zes bloemen zijn alle buisvormig met een vijfslippige kroon. De kleur is vuil rozerood. De vrucht is vijfkantig met lichte wrattige klieren, langwerpig. Het koninginnekruid is een forse plant. Ons eupatorium, het koninginnekruid, dat ook door de Arabische artsen wordt gebruikt, moeten we niet verwarren met de plant die sinds de Griekse oudheid tot in de 17e eeuw ook eupatorium heette. Het koninginnekruid is het enige van de circa 100 soorten binnen het geslacht eupatorium dat bij ons in het wild voorkomt. In het verleden werd het veelvuldig toegepast door Grieken en Romeinen. Later in de middeleeuwen wordt het kruid gebruikt ter verbetering van de spijsvertering en darmverstoppingen. Ook bij het verwijderen van verdwaalde oorwormen uit de oren van mensen deed de plant dienst. Het preparaat wordt gemaakt uit de gehele plant die daarvoor geoogst moet worden bij het begin van de bloei. De bloemen moeten direct gebruikt worden omdat de werkzaamheid ervan vermindert als ze blijven liggen. Voor een afkooksel van de wortel gebruikt men 15 gram kruid op een halve liter water: dat heft verstoppingen van lever, milt en galwegen op.
De standplaats
Het koninginnekruid (Eupatorium cannabinum) groeit in Europa op natte plaatsen en in dichte bossen tot een hoogte van 1.700 m. In Nederland en België groeit het algemeen op kapvlakten, in lichte bossen, bosranden en oevers. Vooral op vochtige kalk- en voedselrijke grond. De plant toont de vochtigheid aan.
De hoogte
Het koninginnekruid of leverkruid bereiktt, afhankelijk van de standplaats, een hoogte van 60 tot 150 cm.
De bloeitijd
Deze oude geneeskundige plant bloeit met vuil rozerode bloemen. De kleine bloemhoofdjes staan in een dichte schermvormige bloeiwijze. Elk hoofdje bestaat uit slechts vier tot zes rood- of witachtige bloemen en is omgeven door enkele aan de punt roodachtige omwindselblaadjes. Ze bloeien van juli tot september.
Wat te voeren?
Van het koninginnekruid kan men alleen de halfrijpe zaden voeren.
Werkzame bestanddelen
Deze artsenijplant dankt zijn geneeskracht aan de vluchtige olie, hars, looistof, bitterstof, anuline en ijzer. De medicinale werking is bloedzuiverend, eetlust opwekkend, galafdrijvend, laxerend, opwekkend en wondhelend.
Welke vogels eten deze zaden?
In de natuur eten o.a. de vink en de goudvink deze zaden. In onze volière worden de zaden gegeten door vele tropen en wildzang, kanaries, agaporniden, neophema's en grasparkieten. Maar ook alle grote parkieten eten deze zaden en dan het liefst in halfrijpe toestand. De groene plantendelen worden niet gegeten.
|