Inteelt en lijnenteelt.
door Peter Otten
Men spreekt van inteelt als jongen geboren worden uit een paring tussen twee verwante ouders. De sterkste vorm van inteelt is die van broer en zus.
De natuur neemt allerlei maatregelen om inteelt te voorkomen. Dat is bij planten zo, dat is bij dieren zo, dat is bij mensen zo. Bij veel planten zijn meeldraden en stampers niet op dezelfde tijd rijp. Daardoor kan een bloem niet door zijn eigen stuifmeel bestoven worden. Dus géén inteelt! Dieren die zelfstandig worden, vertrekken vaak uit hun geboortegebied en komen dan eerder in contact met een vreemde partner. Oók geen inteelt dus.
Waarom neemt de natuur allerlei maatregelen om inteelt te vermijden?
Ik wil dit aan de hand van een voorbeeld duidelijk maken. Geen vogel, maar de jachtluipaard: dat beest met zijn lange poten, dat een gazelle inhaalt en kan neerslaan. Er moet in het verleden een tijdstip zijn geweest dat praktisch alle dieren van deze soort waren verdwenen. De paar dieren die overbleven groeiden uit tot een populatie die wel groot is, maar zo nauw verwant zijn aan elkaar, dat ze eigenlijk als broers en zussen zijn te beschouwen. Dat lijkt niet erg want het gaat al heel lang goed, maar…
De dieren zijn zo nauw aan elkaar verwant dat ze bijna geen variatie in hun aanleg hebben. Als er een ziekte zou uitbreken waar één dier aan zou overlijden, dan gaan ze er allemáál aan dood. Dat is een angstige gedachte.
Door de moordende selectie bij de jachtluipaard - want de dieren hebben het best moeilijk in de strijd om hun bestaan - heeft het beest het klaargespeeld om nog steeds niet uitgestorven te zijn. Maar het is en blijft een kaartenhuis.
De natuur houdt dus in het algemeen niet van inteelt. Daar is een zwaarwegende reden voor. Het is bekend dat dieren die voor veel eigenschappen homozygoot zijn (fokzuiver), slechtere kansen hebben om te overleven. Ze worden eerder ziek, genezen slechter, zijn zwakker, groeien slechter en zo voort. In een volière is dat niet zo erg als in de natuur, want die is hard en elimineert alles wat niet al te best is aangepast aan de zware eisen die het leven op aarde stelt.
Grofweg treedt op elke geboorte een mutatie op. Zo’n genetische verandering is meestal geen verbetering, maar een verslechtering. Je kunt je dit voorstellen middels een voorbeeld. Als ik in een perfecte hifi-installatie zomaar ergens een onderdeel vervang door een ander, dan zal het bijna altijd geen verbetering geven. Zo ook met een veranderd gen. Gelukkig zijn de meeste mutaties recessief en dat voorkomt dat een mutatie zich meteen ook laat zien. Maar de verandering is er wel en blijft ook in een populatie onzichtbaar aanwezig en zal vroeg of laat een nakomeling produceren die twee keer datzelfde gen draagt. En dan is het mis en vaak grondig ook. Bij sterk verwante ouders zal zoiets eerder gebeuren dan bij totaal onverwante ouders. Het is een kansspel.
Hieruit kunnen we dan opmaken, dat een sterk bestand aan vogels opgebouwd dient te worden uit een flink aantal onverwante ouders. Alleen dit brengt op de lange duur de beste resultaten. Helaas verzetten standaardeisen en smaak zich hiertegen. Standaardeisen schrijven een aantal eigenschappen voor die door inteelt veel sneller zijn te bereiken dan door willekeurig fokken. Want het is toch duidelijk dat we liever dié dieren aan elkaar paren die de grootste kans geven op een kampioen. Deze dieren zijn bijna altijd familie van elkaar en dat wilden we juist vermijden.
In het volgende voorbeeld zal duidelijk zijn wat ik bedoel. Plotseling ontstaat door een nieuwe, nog onbekende, mutatie een vogel die gouden eieren legt. Die bestaat natuurlijk niet, maar laten we er nu eens van uitgaan dat zoiets bij ons in de volière gebeurt. Wat te doen? We paren de dochter aan de vader of aan een broer, immers dat levert ons de beste mogelijkheid om méér van zulke vogels te fokken. Al gauw hebben we een hok vol met zulke vogels, dus inteelt heeft ons bepaald geen windeieren gelegd. Keerzijde is de verzwakking van ons vogelbestand wat gezondheid betreft. Breekt er een ziekte uit, dan hebben we écht pech. Alles wat we hebben opgebouwd wordt ziek en gaat half of helemaal dood.
Nu is geen enkel ras en geen enkele mutatie vast te leggen zonder inteelt. Geen enkel hondenras of welk andersoortig ras is ontstaan zonder flinke inteelt, vooral in het begin van zijn bestaan. Kortom, we moeten ermee zien te leven.
Komen we uit op lijnenteelt. Grofweg is dit een milde vorm van inteelt, dus we telen neef en nicht, of een keer broer en zus, en dan paren we deze jongen aan onverwante dieren. We paren dus af en toe binnen de familie en meestal er weer buiten. Oók lijnenteelt is twee lijnen opzetten waarin we flink intelen, maar waarbij we de twee families streng gescheiden houden. Na een aantal generaties paren we de families onderling en dan zijn de jongen die uit zulk een combinatie voortkomen volledig heterozygoot (wat heel gunstig is), maar ze zien er ook nog eens allemaal precies hetzelfde uit en dat kan ook heel gunstig zijn. Dit noemt men het heterosis-effect.
Op deze manier worden onze hybriden legkippen bijvoorbeeld gefokt. Mooi klein kipje (er passen er veel van in een batterij), ze leggen onbeschoft grote eieren en dat elke dag, ze beginnen op dezelfde dag te leggen, ze vallen tegelijkertijd allemaal in de rui en kunnen op dezelfde tijd aan het tweede kortstondige bestaan van soepkip beginnen. Bio-industrie dus. In de teeltkeuze binnen de twee inteeltfamilies ligt natuurlijk de sleutel tot het uiteindelijke resultaat, maar de mens staat voor niets: hij sleutelt net zo lang tot hij heeft wat hij wil.
Uit dit laatste kunnen we zien dat inteelt best handig is, als we er maar mee om kunnen gaan. Een bestand putters opbouwen uit twee vogels gaat niet, ook als er de mutatie in zit die we altijd al gewild hadden. Inteelt moet met mate gebeuren en met verstand. Ga op tijd op zoek naar een vreemde vogel, die het waard is in je eigen bestand te worden ingefokt. Koop in zulk geval het beste wat je kunt krijgen en bespaar niet op de kosten. Goedkoop is, zeker in dit geval, duurkoop. Een foute vogel infokken zal je nog lang heugen. Een uitstekende vogel infokken zal vruchten afwerpen tot in lengte van dagen.
|