Het Boomkruipertje (Certhia brachydactyla)
De bij ons in Nederland bekende boomkruiper (Certhia branchydactyla) is een klein, vrij onbekend vogeltje bij het grote publiek. De meeste mensen zullen zich niet kunnen herinneren er ooit een bewust gezien te hebben. Men heeft er wel eens wat van gelezen, en mogelijk ook nog wel eens ooit een gezien, maar echt goed bekeken of beluisterd, nee, dat niet. Dat komt natuurlijk door zijn kleine formaat, goede schutkleuren, en een wat verborgen levend bestaan.
De boomkruiper leeft aan bosranden, parklandschappen, hagen, tuinen, boomgaarden en oude lanen. Hij komt zeer algemeen voor in Midden- Zuiden West-Europa, Noord-Afrika en klein Azië. Er is nog een andere soort, de kortsnavelboomkruiper (C. familiaris), welke meer naar het oosten en noorden voorkomt én in de UK, waar onze boomkruiper vreemd genoeg niet voorkomt! De kortsnavelboomkruiper heeft een veel groter verspreidingsgebied dan de boomkruiper, maar komt in Nederland niet voor als broedvogel. De kortsnavelboomkruiper vinden we meer in de bossen, waarin hij zich ook diep in het bos begeeft. Hij onderscheidt zich van de gewone boomkruiper door een kortere snavel en een langere, maar minder gebogen achterteen. De boomkruiper is een typische insecteneter pur sang, die in de winter ook wel noodgedwongen wat zaden opneemt. De vogeltjes hebben scherpe klauwtjes en staartveren met een zeer stijve schacht, waardoor ze gemakkelijk tegen de boomstammen op kunnen klauteren. Ze beginnen onderaan een stam, en klimmen spiraalsgewijs omhoog, waarna ze zich in een soort van glijvlucht naar de onderzijde van een naburig gelegen boom laten zweven.
Het nest van de boomkruiper zit achter loszittende boomschors, achter nissen (ook bij huizen) of in boomspleten. Soms wordt ook wel gebruik gemaakt van een speciale boomkruipernestkast. Vaak is dat een driehoekige kast met een spleetvormige opening aan de zijkant of achterzijde van de kast. Het nestje wat het boomkruipertje maakt is een loshangend geheel, wat bij aanraking volledig uit elkaar valt. Er is nauwelijks samenhang.
Beide ouders bouwen aan het nest, liever gezegd, ze proppen de hele ruimte eerst vol met opvulmateriaal (sparrentakjes) die los op elkaar worden gestapeld, en maken daarna een nestkommetje van gras met stukjes schors, wat wordt bekleed met veertjes en haar. Het popje broedt de zes of zeven eieren alleen uit, maar beide ouders zorgen voor de jongen die pas na 16 of 17 dagen uitvliegen, wat erg laat is voor kleine insectenetende vogels. De jongen hebben een donkeroranje (binnenzijde) bek, met lichtgele randen. In een seizoen worden er twee legsels uitgebroed. De boomkruiper is een typische standvogel, die een slechts klein gebied bestrijkt, en dus nooit ver van honk gaat.
Het boomkruipertje ziet er een beetje uit als een oud humeurig mannetje, wat een beetje nors en sikkeneurig de wereld inkijkt. Een miniatuurversie van een oude vrek, maar het tegendeel is waar! Het is juist een vriendelijk, open en aardig vogeltje, wat erg lief is tegen zijn of haar partner.
In de winterperiode vallen ze het meeste op, we zien ze nagenoeg altijd als koppeltje samen foerageren op de boomstammen van bomen met een diepgenerfde schors. De koude drijft ze meer naar de bosranden en de bewoonde wereld. Het is aandoenlijk om deze nietige vogeltjes aan hun dagelijks zware werk te zien. Gezellig als een verliefd jong koppeltje, wat zich in de periode van kalverliefde bevindt. Maar wel hardwerkend, vergeet niet dat zo’n klein vogeltje moet blijven eten om de koude te kunnen weerstaan. Ze kunnen in een extreem koude nacht wel 10-20% van hun lichaamsgewicht verliezen, wat overdag gecompenseerd moet worden. Het moet verschrikkelijk moeilijk zijn om dagelijks deze zware strijd weer aan te gaan, en insecten, eitjes, larfjes en spinnetjes te zoeken. Het boomkruipertje heeft er trouwens wel wat op gevonden om de ergste koude te kunnen weerstaan. In de nacht kunnen ze wel als groepje bij elkaar kruipen, in een holte of nestkast, om zo elkaar `s nachts te beschutten door het oppervlak te verkleinen, en de lichaamswarmte te delen. Het boomkruipertje zit ook los in de veren, die dan langs de vleugels af naar buiten steken. Deze loszittende veren geven ook een extra luchtisolatie naast een goede camouflage door minder scherpe lijnen.. Het geluid wat wordt voortgebracht is allereerst een lokroep, klinkend als ‘tsie’. De zang is best luid voor zo’n klein vogeltje en bestaat uit een soort van triller ‘tie-tie-tie-titidoeie’
De boomkruiper is prima aangepast, gespecialiseerd, in het zoeken van insecten die zich diep verbergen tussen de boomschors. Zijn lancetachtige, gebogen snaveltje is zo dun en lang, dat hij de eitjes, larfjes, insecten, spinnetjes en torretjes zelfs uit de diepste spleten van de boomstam kan peuteren. Kracht zetten met zijn snaveltje kan hij niet, wel peuteren, peuren en poeren. Zijn scherpe en sterk gebogen klauwtjes helpen hem daarbij, met het grootste gemak hipt hij tegen de schors, gesteund door zijn staart, met de zeer stijve staartveren. Vergelijk het maar met een specht, of een boomklever. Alleen wat de boomklever kan, zowel naar boven als naar beneden klimmen van een stam, dat kan de boomkruiper niet. Zijn werkwijze is altijd van beneden naar boven, spiraalsgewijze de boomstam afzoekend. Als je dat grijze vogeltje wat nauwkeuriger bekijkt, zie je een streep- en vlekpatroon van grijsbruin, met tinten van diepzwart, terwijl zijn buik en keel zuiver wit zijn. Wie durft hem nog te betitelen als grijze muis? Nee, dat is de boomkruiper onwaardig, alleen zijn specialisme al laat hem al uitstijgen boven de grijze massa, maar zijn prachtige camouflagekleuren in deze uiteenlopende tinten van grijs, bruin, zwart en wit geven het vogeltje cachet. Ik bezit een koppeltje van deze aardige vogeltjes en probeer daar komend seizoen mee te weken. Het is niet zo eenvoudig. Een eerdere poging strandde omdat het mannetje overleed. Het kostte me erg veel moeite om een ander mannetje te vinden. Het verstrekken van levend voedsel is een must. Ik heb nu een goede balans gevonden in mijn eigengemaakt eivoer, aangevuld met pinkies en levende meelwormen en buffalo`s. Als er jongen komen, moet ik veel kleiner voedsel verstrekken. Dat wordt nog even zoeken en puzzelen! We staan nog in de prille kinderschoenen wat de kweek met deze bijzondere vogel betreft. Naar beste weten is er nog geen geregistreerde eigen kweek (bij de BEC, Belangenbehartiging Europese Cultuurvogels). Mocht mijn poging slagen dat zal ik u daar zeker verslag van doen!
Lou Megens 06-51849659
Foto's: Theo van de Mortel en Piet de Dreu
|