Belangenbehartiging Europese Cultuurvogel

Welkom op de website van B.E.C.

De vereniging die opkomt voor het belang van de Europese Cultuurvogel en het kweken ervan.

Wilt u hier ook deel van uitmaken? Meld u dan nu aan als lid.

Inloggen kweker

Kweekverslag

Terug naar overzicht
 

De kweek met het Wouwaapje of Woudaapje.  Door Jan Walma

Latijn : Ixobrychus minutus

 

Duits: Zwergdommel

 

Engels: Little bittern

 

Deze kleine reigersoort is met zijn lengte van rond de 35 cm de kleinste in Europa voorkomende reiger. Ook de spanwijdte is dus niet zo groot, met rond de 55 cm ongeveer zo groot als een Tortelduif, alleen is de Wouwaap een veel rankere verschijning. De kleur van de Woudaap is onopvallend, zo is het mannetje voornamelijk fraai lichtgeel/beige-achtig met een zwarte bovenkop en een zwarte rug. Met in het zwart een groenachtige glans. Het vrouwtje is meer gecamoufleerd, van boven donker en van onder lichtbruin met op de onderzijde een duidelijke streeptekening. Deze streeptekening komt vooral van pas op en bij het nest. Bij verstoring neemt ze namelijk de paalhouding aan en is dan tussen het riet bijna onzichtbaar. De snavel gaat dan recht omhoog en de ogen draaien mee om de indringer te volgen. Ook het lijf draait mee met het gevaar.

 

Ook bijzonder is zijn leefwijze , in uitgestrekte rietvelden waar hij zich op vele manieren door het riet voortbeweegt. Dit gebeurt zowel horizontaal als vertikaal, horizontaal : wadend tussen de rietstengels door, vertikaal : omhoog klimmend tussen enkele rietstengels waarbij hij de ondervoet dwars kan zetten. Het Wouwaapje is in Nederland een zeer zeldzame broedvogel, er worden jaarlijks nog maar enkele broedgevallen gemeld. Dit komt ook omdat het een onopvallende vogel is, die meestal door kenners wordt ontdekt door zijn onmiskenbare roep. In het midden van de vorige eeuw waren er nog rond de 200 broedparen, rond de eeuwwisseling waren dat er niet meer dan 10. Een en ander heeft ook te maken met het klimaat, het Wouwaapje zit hier echt aan de Noordgrens van zijn verspreidingsgebied. In Zuid Europa gaat het beter met de soort, in de landen rond de Middellandse zee, komen ze toch aanmerkelijk meer voor.

 

 

Het voedsel

 

In de natuur bestaat het voedsel vooral uit kleine visjes, insecten zoals libellen en rupsen en amfibieën zoals kikkervisjes, jonge kikkers en salamanders, ook zal af en toe een muis worden verschalkt. In de volière proberen we dit na te bootsen door het voeren van: voornamelijk geknipte eendagskuikens, verder spiering of andere kleine zoetwatervisjes, maar ook meelwormen en Morio’s. Het voedsel wordt vaak gewassen of gespoeld en dus moet er steeds schoon water aanwezig zijn, wat overigens dan weer snel vervuilt.

 

 

De voortplanting

 

 

In de natuur trekken de Woudaapjes weg voor de winter, dit gebeurt vanaf Augustus. Ze trekken dan naar Oost- en Zuid-Afrika, om van eind April tot eind Mei weer terug te keren naar de broedgebieden in Europa. Als ze terug zijn wordt contact gezocht door middel van de contactroep : wouwwouw- wouw of ook nog andere geluiden en dan vooral in de nacht. Dit zijn meer reigerachtige kreten, alleen dan veel minder luid natuurlijk. Het nest wordt in de natuur meestal boven water gebouwd, vaak tussen riet maar ook in struiken of in andere begroeiing zoals biezen of andere kruidachtigen. Het is de man die met bouwen begint, maar na de paring ligt het initiatief bij de pop. Het is een slordig maar stevig bouwsel van rietstengels, takjes en rietbladeren. Het geheel wordt afgewerkt met rietpluimen en ander fijn materiaal. Daarna wordt begonnen met de leg van de 3 tot 7 wit/ groenig /blauwe eieren, die zo ongeveer om de dag gelegd worden. Na een broedduur van 16 tot 18 dagen, welke door beide geslachten wordt uitgevoerd, waarbij de pop het meest broedt, komen de jongen uit. De jongen wegen na uitkomst nog geen 10 gram, maar zijn al wel vrij vlot met bedelen. Al na enkele dagen braken de oudervogels het voorverteerde voedsel op de nestrand, waarna het door de jongen wordt opgepikt. Zo zijn ze al snel gewend om naar voedsel te pikken, en ze moeten dan ook flink bij de les zijn om hun part aan voedsel binnen te krijgen. Zeker als er meerdere jongen in het nest liggen is de concurrentie heel groot, het zijn dan echte reigers. Zo blijven ze maar een korte tijd voor vast in het nest, ze kunnen na ruim een week al het nest uit klauteren, maar pas rond de leeftijd van een maand kunnen ze vliegen.

 

 

Het broeden in de volière

 

 

In de volière beginnen de Wouwaapjes al vroeg in het jaar, terwijl hun wilde soortgenoten nog in Afrika verblijven, beginnen ze hier al. Zo hebben ze bij mij dit jaar al op 30 Maart het eerste ei gelegd en zitten ze nu, voornamelijk het vrouwtje, te broeden. En dat terwijl het buiten ‘s nachts gewoon vriest. Normaal gesproken komen de wilde soortgenoten dus over anderhalve maand pas terug en moeten dan nog met de paarvorming beginnen. Maar dat in de volière, ofwel in beschermd milieu zoals dat zo mooi heet, alles anders kan gaan dan in de natuur, dat weten wij als vogelliefhebbers al lang. Vorig jaar heb ik de eerste eieren in de broedmachine gelegd en de jongen met de hand grootgebracht, dit gaat vrij goed. De jongen willen al vrij snel zelf eten, en groeien snel. Ik heb ze geringd met 6,5 en met 7 mm in plaats van de voorgeschreven 10 mm ring, deze is veel te groot. Maar wat nu als je ze wel met de voorgeschreven ringmaat zou ringen, en de ring blijkt veel te groot te zijn? Ben je dan in overtreding of telt dit niet omdat de overheid het zelf voorgeschreven heeft?

 

Maar goed, de jongen groeien dus vrij snel en als ze een goede week oud zijn beginnen de jongen zelf al te pikken en te eten. Ook gaan ze op jonge leeftijd al op onderzoek uit, en zo kan het gebeuren dat er eens  één uit het nest valt. Dit gebeurde bij mij ook, met als gevolg een gebroken poot met een open breuk in het bovenbeen, dit was dus einde verhaal voor het jong. Na ongeveer 3 weken vliegen of moet ik zeggen klauteren ze al uit het nest, en ze zijn dan ook al snel zelfstandig. In de volière begint het vrouwtje al vrij snel aan een nieuw nest en dit kan doorgaan tot 3 of zelfs 4 rondes per jaar . Toch wel best verrassend voor zo’n zeldzame vogel. Ze worden de laatste jaren dan ook regelmatig aangeboden . In de volière is de Wouwaap goed samen te houden met de grotere Europese soorten.

 

Zo houd ik ze samen met Hoppen en Bijeneters in een vlucht, en ook met Scharrelaars en dat gaat allemaal goed.

 

Zeker met de Scharrelaars is het eenvoudig omdat ze hetzelfde voedsel hebben. Tijdens het broedseizoen geeft het ook geen problemen omdat de Scharrelaars, Bijeneters en Hoppen holenbroeders zijn, en deze jongen pas uit het nest komen als ze kunnen vliegen. Met kleinere soorten zou ik ze niet samen houden omdat dit waarschijnlijk problemen gaat geven. Het blijven tenslotte reigers, al zijn het dwergen !