MIJN KWEEK MET DE GROTE GELE KWIKSTAART (Motacilla cinerea)
door Lou Megens
De familie van de kwikstaarten en piepers (Motacillidae) behoren tot de orde van de zangvogels (passeriformes) en worden in de literatuur ook als een familie vermeld. Ik beperk me hier tot een globale opsomming van de meest bekende kwikstaarten en het kweekverslag over de grote gele kwikstaart is wat gedetaillerder.
In Nederland kennen we de volgende kwikstaarten:
- de witte kwikstaart (Motacilla alba), een erg algemeen voorkomende vogel in weideland en bij boerderijen; kleur wit, zwart en grijs
- de rouwkwikstaart (Motacilla alba yarellii), een wat minder voorkomende vogel (wel algemeen in UK), met veel meer zwart op rug en keel
- de gele kwikstaart (Motacilla flava), een echte weilandbewoner die zijn nest ook op de grond maakt
- de grote gele kwikstaart (Motacilla cinerea), meestal voorkomend bij stromend water, huizend onder bruggen e.d.
Een mooie vogel deze grote gele kwikstaart of, zoals de Duitsers zeggen ”Gebirgestelze”, want de vogel houdt zich graag op bij snel stromend water, en waar vind je dat nou meer dan in bergen en heuvels! Oorspronkelijk komt deze vogel uit het middenhooggebergte en pas in de 20e eeuw heeft zijn gebied zich geleidelijk verplaatst naar de West-Europese vlakte. Dit zou te danken kunnen zijn aan de klimaatverzachting. In Nederland zijn er slechts enkele honderden broedparen, maar er is een lichte toename te bespeuren. Dit komt met name door een verbeterde waterkwaliteit en het (kunstmatig) herstellen van de leefomgeving (meanderen van voorheen gekanaliseerde beken). In de winterperiode trekken de vogels veelal naar de kust en lager gelegen water. De kwikstaarten ruien twee keer per jaar, waardoor er ook een duidelijk verschil in zomer- en winterverenkleed is. Dit is anders dan bijvoorbeeld bij de spreeuw, waar het verschil in zomer- en winterkleed wordt veroorzaakt door slijtage aan de veren! De man van de grote gele kwikstaart is duidelijk intensiever getekend dan de pop, met een diepzwarte bef aan de keel. Om de vogels echt diepgeel te krijgen, wordt er (gele) kleurstof aan het eivoer toegevoegd.
Ik kon vrij laat nog (begin mei) aan een koppel komen van iemand die geen tijd meer voor zijn vogels had. Volgens zijn zeggen hadden de vogels al een nest met drie jongen gehad, die het echter niet gehaald hadden. Enkele jaren geleden had ik al eerder grote gele kwikstaarten, maar door een verhuizing was ik genoodzaakt alle vogels van de hand te doen. Nu was ik weer erg blij met deze prachtige elegante vogels!
De kooi is een overdekte volière van 5x2,5x2,5 mtr. Op de bodem ligt zwarte aarde met een laag boomschors, waardoor er planten kunnen groeien. In de volière is een vijvertje gemaakt met een paar goudvissen erin en verder is er een achterwand van lavastenen, waar een klimhortensia tussendoor groeit. Er stroomt water vanuit een leiding achter de lavastenen, vanuit een kruik in de vijver. De stenen hebben echter zoveel capillaire werking, dat de vijver langzaam wordt leeg geheveld … Daarom laat ik het water dagelijks slechts af en toe stromen. Als gezelschap hebben de vogels een koppel zwartkoppen en een koppel rietzangers. In de natuur eten de vogels allerlei ongewervelde dieren, waarbij de vogels lopend foerageren en korte sprintjes maken. Soms wordt een insect uit de lucht gegrepen of wordt een kikkervisje of ander klein visje gegeten.
Ik voer zelfgemaakt eivoer bestaande uit:
- 10 hardgekookte eieren
- 10 maatschepjes AVES opfok (in de winter vervangen door AVES kracht)
- 6 eetlepels Nutribird C-15 pallets (uni komplet)
- beschuitmeel (niet te veel, het voer moet rul blijven)
- 10 eetlepels Klaus universeel
- 4 maatschepjes Mectom MSA (niet in de winterperiode)
- 2 eetlepels Lundi eendenkorrel (niet in de winterperiode)
In de natuur bouwen de vogels hun nest in een holte of spleet van een oever of rots bij stromend water, of tussen de wortels van bomen aan de oever. Ondiepe, snelstromende heuvelbeken en meren in heuvels genieten de voorkeur, maar ook nestelt de vogel bij langzaam stromende rivieren, meestal bij een waterval, stuwdam, sluis, molen en onder bruggen.
De vogels voelen zich direct op hun gemak, maar laten zich weinig zien. De man is nog wat schuwer dan de pop en trippelt voornamelijk op de grond als hij mensen ziet. Al snel gaan de vogels over tot nestbouw en wel in een kwikstaartnestkast, die ik een halve meter boven de vijver heb bevestigd. Als nestmateriaal geef ik mos, sisaltouw, kokosvezel, gedroogd gras en plantenwortels. Op 23 mei wordt het eerste ei al gelegd. Het nest is compact gebouwd met een vrij kleine nestkom, bestaande uit fijne worteltjes en draadjes. De pop blijft rustig broeden, ook bij binnentreden van de volière, en legt totaal zes eieren, waarbij het broeden aanvangt vanaf het vierde ei. Vanaf dat moment tel ik uit dat de eieren uit zouden moeten komen na 12 dagen, dus op 7 juni. Een vluchtige nestinspectie tussendoor leert dat de eieren in ieder geval bevrucht zijn.
Op de 12e dag komen de eerste vier jongen inderdaad uit en na 14 dagen is het nest compleet met zes jongen: een trots gevoel maakt zich van mij meester. Naast eivoer geef ik de vogels ook buffalowormen, meelwormen, pinkies door het eivoer en pinkies in een schaal met water. Dit laatste geniet bij de pop grote voorkeur, met als bijkomend voordeel dat de pinkies “vers” blijven. Andere vogels blijven hiervan af want dat is hun toch te nat! Ik zag nog een merkwaardig feit: de pop deponeerde de lege eierdoppen allemaal in de wasschaal!
De eerste twee dagen wordt er niet noemenswaardig gevoerd, maar vanaf de derde dag verandert dit en slinken de pinkies in het water dagelijks zienderogen. Vanwege een reis naar het buitenland moet ik de jongen ringen op donderdag. De oudste jongen zijn dan vijf dagen. Ik zie vijf jongen in het nest, de jongste heeft het klaarblijkelijk niet gered. De voorgeschreven maximale ringmaat is 2,7 mm., maar ik besluit om de jongen te ringen met 2,5 mm. Eerdere ervaringen lieten zien dat dit goed gaat. Bij thuiskomst drie dagen later voeren de ouders enorm en is het voer nauwelijks aan te slepen. De jongen zitten zichtbaar vergenoegd voor zich uit te kijken in het nest en ik durf ze nu niet meer te storen, bang dat ze het nest voortijdig zullen verlaten. Jonge kwikstaarten verlaten immers binnen twee weken het nest al, terwijl ze dan nog niet kunnen vliegen.
Als ik echter een groot jong dood op de grond vind aan de andere zijde van de volière, krijgt mijn onrust de overhand en ik besluit toch nestcontrole te doen. Er zijn nog maar drie jongen over! Waarom? Mogelijk is er gedurende mijn afwezigheid onvoldoende gevoerd? Het drama is echter nog niet afgelopen: ik zie enige tijd later een jong dood in de vijver liggen. Door de nestverstoring is deze eruit gewipt en ondanks afscherming met gaas toch in het water terecht gekomen. De overgebleven twee jongen doen het goed en worden ook goed gevoerd. Zij vliegen later ook netjes uit.
De kweek is gelukt, maar toch met een wat wrang gevoel kijk ik terug omdat er zoveel meer mogelijk was geweest. Maar ja, kweken van vogels is nu eenmaal moeilijk te combineren met frequent reizen!
De grote gele kwikstaart is een vogel die zeker goed te houden en te kweken is en (belangrijk) ook winterhard is. We gaan door met deze elegante vogel!
|