HET GOUDHAANTJE: Europa’s kleinste vogeltje door Jeu Smeets
Het goudhaantje mag dan het kleinste Europese vogeltje zijn, van snavelpuntje tot staartrandje slechts 9 cm., het is zeker niet het minst interessante. Het zeer levendige vogeltje fladdert en buitelt tussen de kleinste twijgjes van een boom door en hangt zelfs vaak ondersteboven om zijn maaltje bij elkaar te scharrelen. Het mannetje is lichtgroen van kleur met een lichtere stuit en heeft een opvallend oranje kruin, die omzoomd is met een geel/zwarte band. Dat oranje valt echter het meest op tijdens het baltsen en ook tijdens agressieve momenten. De wat donkerder vleugels hebben twee lichte banden en een bredere zwarte band. Verder is er een bruinachtige staart met lichtere geelgroene zomen. Het popje heeft een gele kruin met zwarte bandtekening en is verder hetzelfde gekleurd als het mannetje, maar iets fletser. De goudhaantjes zijn zeer behendige klimmers en klauteraars met een zeer licht, hoog en schel “sie–sie–sie” geluid, terwijl de zang hoog en ijl is met een krachtige slottoon, meestal voorgedragen vanuit de toppen van de hoogste dennen.
De goudhaantjes hebben een enorm groot verspreidingsgebied dat geheel Europa omvat tot ongeveer 65° noorderbreedte hoog in Scandinavië tot diep in Rusland en de zuidelijke steppen hiervan. Ook Griekenland en alle eilanden in het Middellandse zeegebied worden door goudhaantjes bewoond.
Het zijn voor het grootste deel stand- en zwerfvogels, echter vanuit het hoge noorden willen ze wel zuidelijker trekken tot op de grens van het mildere winterklimaat. In onze streken hebben wij dan ook vaak te maken met wintergasten.
Het voedsel bestaat in hoofdzaak uit kleine insecten en hun eieren, larven, popjes en kleine zaadjes. Ze leven veelal in kleine groepjes en zijn vaak in gezelschap van (staart)mezen.
Het goudhaantje is een vrij algemene broedvogel in de naaldbossen van onze regionen. In de broedtijd, die zo ongeveer duurt van half april tot in juli, worden twee broedsels grootgebracht in nesten die op diverse hoogten opgehangen zijn, onder overhangende takken van sparrenbomen. Ze zijn goed verborgen voor hen die ze liever niet tegenkomen. Maar ook met klimop begroeide bomen en grote coniferen worden wel als nestplaats gebruikt.
Overigens is het nest vrij groot en bolvormig met een rond invlieggat van boven. Het is gemaakt van groene mossen, bijeengehouden door spinsel en gevoerd met pluisjes, veertjes, wol en haren. Het heeft iets viltigs. Het legsel bestaat in doorsnee uit zeven - tien eitjes, die grijs tot geelachtig wit zijn en bezaaid zijn met fijne geelbruine stipjes en vlekjes. Het popje broedt alleen en de broedduur is twaalf tot vijftien dagen, waarna de jongen (door beide ouders gevoerd) in vijftien tot zeventien dagen uitvliegen. Hierna worden ze nog enige tijd door de ouders verzorgd en met goed dertig dagen zijn ze zelfstandig. De jonge vogels missen het karakteristieke kruintje; dat komt pas na de jeugdrui.
In gevangenschap moet een volière, met een redelijke beschutting of binnenhok, wel een bepaalde afmeting hebben en begroeid zijn met naaldbomen en struiken, afgewisseld met coniferen en klimop. Het vogeltje turnt de hele dag door takjes en twijgen. Deze begroeiing is voor hem schuilplaats, nestgelegenheid, klauterplaats en voedselbron tegelijkertijd. Hij houdt zich het meest op tussen takken en twijgen, maar naar de mensen toe is hij niet angstig uitgevallen. Als voedsel mag een goed universeelvoer niet ontbreken en het moet aangevuld worden met de kleinste meelwormen en pinky’s. In de broedtijd is veel klein levend spul gewild. Vruchtvliegjes, spinnetjes, buffalo’s, krekels en weideplankton staan hoog aangeschreven.
Met goudhaantjes is tot nu toe weinig gekweekt. Ze staan bekend als probleemvogel voor beginners. Ervaren kwekers hebben wel successen geboekt, maar die zijn dun gezaaid. In 1977 is er ooit een Nederlands kweekbericht geschreven en gepubliceerd door de BEC, volgens naspeuringen op Internet. Dit artikel is echter op de een of andere manier verdwenen en niet meer te achterhalen.
In de volière waar steeds voer voorhanden is komt het voor dat de ouders te ijverig voeren en de jongen niet meer sperren. De oudervogels gaan er dan vanuit dat de jongen dood zijn en kieperen deze uit het nest. In een dergelijk geval kan men de man het best tijdelijk uit de volière vangen en het popje alleen de jongen laten grootbrengen. Ook kan men gedoseerd voeren, maar daar gaat veel tijd in zitten. Deze vogels staan in alle TT-vraagprogramma’s en de voorgeschreven ringmaat is slechts 2 mm. En dus is dat priegelen geblazen, gezien de ervaring die ik heb met Europese kanaries die 2,3 mm. ringen dragen.
Voor het kweken met goudhaantjes zijn in Nederland nog geen oorkondes afgegeven.
Latijn: Regules regules / Familie: Regulidae
Engels: Goldcrest / Duits: Wintergoldhähnchen
|