Belangenbehartiging Europese Cultuurvogel

Welkom op de website van B.E.C.

De vereniging die opkomt voor het belang van de Europese Cultuurvogel en het kweken ervan.

Wilt u hier ook deel van uitmaken? Meld u dan nu aan als lid.

Inloggen kweker
Terug naar overzicht

Artikel

   

Wetenswaardigheden  over  VITAMINES – deel I              door Peter Otten

 

Nederlanders zijn meesters in het zelf bereiden van eivoer. Zelfs aan fabrieksvoer wordt nog van alles toegevoegd teneinde betere vogels te fokken dan de geachte collega. Toevoegingen van vitamines vormen daar een onderdeel van. De handel in vitaminepreparaten floreert. 

De hamvraag is: wat zijn vitamines? En vervolgens: wat doen ze eigenlijk? En nog verder: zitten er niet genoeg vitamines in fabrieksvoer? Als al deze vragen beantwoord zijn, kunnen we de juiste beslissing nemen: bijmengen of niet?

Wat zijn vitamines? De definitie die al lang wordt gehanteerd is: een vitamine is een stof die je zelf niet kunt maken en die je dus op moet eten, zij het in heel kleine hoeveelheden. Is er een flink tekort aan een bepaalde vitamine, dan ontstaat er een ziekte, de zogenaamde avitaminose of gebreksziekte Een klein tekort veroorzaakt ook problemen, maar die zijn vaak niet zo ernstig. Wel wordt de weerstand tegen ziektes dan minder. 

Vitamine C is voor mensen, mensapen en cavia’s een vitamine, doordat deze wezens hem zelf niet kunnen maken. Dat is eigenlijk een evolutionair foutje; het had zo niet gemoeten. Andere dieren maken die vitamine C wél zelf en voor die dieren is het dus geen vitamine, terwijl ze hem net zo hard nodig hebben als wij mensen. Vitamine D is volgens de moderne opvattingen géén vitamine, want wij maken hem zélf (onder invloed van zonlicht). Het is in feite een hormoon, ook als we hem niet eten gaat het goed zolang we maar genoeg zonlicht op onze huid krijgen: géén vitamine dus.

Vitamines worden bij hun naam genoemd en/of ze hebben een letter als naam. Vitamine C heet ook ascorbinezuur, de naam die de scheikundige gebruikt voor het stofje. Zo is er vitamine A, B, C, D (!), E, K en nog een paar meer die altijd met hun volle scheikundige naam worden aangeduid.

Bij vitamine B ligt alles weer wat anders: er zijn er een boel: B1, B2, B3, B5, B6 en B12, die vaak door een letter met een cijfer worden benoemd ( B4 bestaat niet). Behalve deze zijn er nog een aantal die men gewoonlijk met de volledige naam benoemt. 

Op de naamgeving kom ik bij de behandeling van de vitamines in het bijzonder nog terug. Wel is van belang te weten wat ze zoal doen in ons lichaam en wat er gebeurt als we er te weinig of zelfs niets van binnenkrijgen. Ook is van belang waar we ze kunnen vinden, dus wat we moeten eten om niet ziek te worden of dood te gaan. Ook daar kom ik nog uitgebreid op terug. Het is ook van belang te weten in welke etenswaren geen of te weinig vitamines zitten, dan kunnen we die vermijden. Denk hierbij aan suiker, wit meel, witte rijst, verhit vet, fabrieksmatig gefabriceerde oliën (die zijn dan dus niet koudgeperst) en nog vele andere stoffen die in onze welvaartsmaatschappij gretig worden gegeten en waaraan we geen gezond leven overhouden (fastfood, nepvoedsel). Voor ons mensen geldt, behalve wat betreft vitamine C, hetzelfde als voor onze gevleugelde vrienden. We kunnen dus in de toekomst ook beter voor ons zelf zorgen. En ook niet onnodig vroeg doodgaan of ziek worden. 

Als men ouder wordt, heeft men meer vitamines nodig. Dit geldt ook voor een groeiend lichaam en voor zwangere vrouwen, alsook voor eierleggende, voerende, broedende en ruiende vogels.

Sommige vitamines zijn in water oplosbaar en daardoor zijn ze slecht op te slaan in het lichaam om er een voorraad van aan te leggen (B, C). Andere zijn alleen in vet (olie) oplosbaar en deze kunnen wél in het lichaam opgeslagen worden. Dat is best handig, want dan kun je in een slechte periode (winter) daarop teren. In de winter is de vitamineopname namelijk vaak beneden peil. Vogels zijn in de winter al blij als ze hun buikje vol hebben als ze gaan slapen; de vitamines hebben ze in de zomer opgeslagen. Bovendien maken ze C zelf en B vitamines zitten nog wel min of meer in het voedsel dat ze kunnen vinden. 

Bij een welvaartsmaatschappij hoort welvaartsvoedsel. Dat is wel lekker vaak maar zeker op de duur oorzaak van veel ellende. Dat geldt voor ons en dat geldt ook voor vogels. Hoewel iedere fabrikant vol zal houden dat in zijn voedsel alles zit, blijken er toch steeds aanpassingen nodig omdat alles niet zo ideaal was als men verzekerde. Voorbeeld: dertig jaar geleden was legkorrel volledig voer voor leghennen. Dat is nu nog zo, maar de samenstelling is toch behoorlijk anders geworden. Wat zeggen we over dertig jaar? Waarschijnlijk hetzelfde.

Als ik de vitamines afzonderlijk ga bespreken, kan ik niet alles vermelden wat er bekend is, want dan zou ik een dik boek nodig hebben om alles erin te krijgen. We zullen ons dus moeten beperken, helaas. Wie meer wil weten, moet een boek zoeken waar wél meer of álles in staat. Ook op Internet is veel te vinden. Zoekmachines brengen ons in korte tijd meer informatie dan we kunnen bevatten. Dus ook de informatie die we op dat moment zoeken. 

Voor ons mensen worden in drogisterijen en andere winkels (Hema, Kruidvat) allerlei vitaminepreparaten verkocht. Daarin zitten vaak grote hoeveelheden van een of meer vitamines. De fabrikant is wettelijk verplicht op de verpakking te vermelden dat een evenwichtige voeding voldoende vitamines bevat. De vraag blijft wat we onder een evenwichtige voeding moeten verstaan. Het is in ieder geval zeker dat niet iedereen evenwichtig eet. Helaas zullen juist die mensen ook niet de moeite nemen extra vitamines te slikken. 

In deze eerste aflevering behandel ik VITAMINE A  (Retinol).

Deze vitamine werd in 1931 ontdekt, of liever de (chemische) samenstelling werd toen bekend. In 1947 slaagde men er vervolgens in de vitamine kunstmatig na te maken.

In feite is Retinol de echte vitamine A, het eindproduct. Veel stoffen lijken hierop en zijn te beschouwen als een voorstadium van vitamine A. Die voorstadia noemt men carotenoïden. Ze zijn een uitvinding van de planten die vol zitten met deze stoffen en ze ook maken. De belangrijkste taak van deze stoffen is het bewaken van allerlei processen in de cel. In elke cel gebeuren ongelofelijk veel dingen. Bij al die processen ontstaan telkens weer agressieve stoffen (vrije radicalen) die de cel zelf en dus het leven ernstig in gevaar zouden brengen als carotenoïden deze agressieve stoffen niet zouden afvangen, neutraliseren. Zonder deze carotenoïden zou de plantenwereld ’s morgens in een paar uur tijd volledig vernietigd zijn. In elke cel  breekt dan de hel pas echt los. Dat laatste is niet erg, maar de controle zou ontbreken en dan is het echt afgelopen met het leven. Ook bij mensen en dieren zijn die carotenoïden onontbeerlijk. Zonder deze zouden we in enkele minuten dood zijn! Carotenoïden geven voorts aan planten vaak hun schitterende kleuren. Bloemen van afrikaantjes en goudsbloemen bevatten ongelofelijk veel carotenoïden en dat kun je goed zien ook!

Behalve tegen die vrije radicalen zijn carotenoïden ook effectief werkzaam tegen aanvallen van schimmels, parasieten, bacteriën, kanker en virussen.

Wat zich in elke cel voortdurend afspeelt is onvoorstelbaar: miljoenen agressieve deeltjes worden geproduceerd en schieten met de snelheid van het licht (afgerond 330.000 km per seconde) in alle richtingen. Ze richten onherroepelijk ernstige schade aan als carotenoïden hen niet meteen zouden afvangen.

Elke cel bevat een minifabriek die de cel van energie voorziet (die fabriekjes heten mitochondriën). Die kachel levert dan wel de broodnodige energie, maar ook afval. En die afval wordt keurig opgeruimd door de carotenoïden. Kunnen die het niet meer bijhouden, dan wordt de cel ziek en gaat dood. Soms raakt hij zozeer beschadigd dat hij ontspoort en zich als een gek gaat vermenigvuldigen: er ontstaat kanker. Een gezonde, jonge cel zit vol carotenoïden. Een oude cel heeft er te weinig. Vroeg of laat zal dan ook elk levend wezen sterven, want veroudering is wel te vertragen, maar niet te stoppen.  

Juiste voeding is erg belangrijk. Alles wat lekker is hoeft niet gezond te zijn. Dat is vervelend en toch waar. Goede voeding bevat voldoende vitamine A en soortgelijke stoffen. Onze lever maakt van carotenoïden voldoende vitamine A en slaat die bij een overmaat ook netjes op. Voor noodgevallen, dus bij ziekte en in de winter. Vitamine A en zijn voorstadia (pro-vitamines) zitten in veel groenten en fruit: abrikozen, groene peper, paprika, pompoen, broccoli, snijbiet, worteltjes, spinazie, sla, koolsoorten enzovoorts. De abrikoos is de onbetwiste kampioen. Pas als je groente en fruit  opeet heb je er iets aan! 

Wat gaat er mis als er een gebrek is aan (pro)vitamine A? Brokkelige nagels, droge huid, slechte eetlust, nachtblindheid, groeistoornissen, droog en breekbaar haar, huiduitslag, allerlei infecties, gezichtsstoornissen, onvruchtbaarheid. De ene ellende na de andere. Eigenlijk praat ik steeds over mensen, maar hetzelfde geldt voor dieren en dus ook voor onze vogels. In dit verband is het goed eens te kijken naar de recessiewitte kanarie en daarna ook naar de rode.

De eerste kan in zijn lever uit de pro-vitamines geen Vitamine A maken. Die moeten we dus geven in pure vorm en dus van dierlijke afkomst. Levertraan bijvoorbeeld. De rode is niet in staat om genoeg rode kleurstof voor de veren te maken als we hem geen grote hoeveelheden van pro-vitamine geven. Het meest effectief in dit geval is canthaxantine. Dat komt oorspronkelijk uit de cantharel (een paddestoel), maar wordt tegenwoordig ook synthetisch gemaakt. Bij rode vogels komt zoveel van dit spul in de lever terecht, dat die lever een rode kleur krijgt. Hoewel worteltjes veel carotenoïden bevatten, is dat niet genoeg om de rode kanarie vuurrood te maken.

In 1988 is voorts nog gebleken dat vitamine A de opname van ijzer sterk verbetert. Retinoïden, een iets andere vorm van pro-vitamine A, verzorgen de opbouw van slijmvliezen.

Er zou ook een verband bestaan tussen een tekort aan vitamine A en schizofrenie. 

Er zijn inmiddels zo’n zestig carotenoïden bekend. Het zijn allemaal pro-vitamines van A. Zonder vet kunnen ze niet opgenomen worden. Planten moeten in ieder geval voor mensen gaar gekookt worden om zo de vitamine voldoende opneembaar te maken.

Pure vitamine A zit in levertraan, lever, boter, volle melk, kaas en eieren. Dat laatste is van belang voor onze vogels. 

Professor Gladys Block, dé expert op het gebied van anti-oxidanten (afvangers van vrije radicalen) zegt dat overleven onmogelijk is zonder een constante toevoer van anti-oxidanten, zoals carotenoïden. Bij gebrek ontstaat schade aan de celkern, eiwitten en andere grote moleculen, wat leidt tot kanker, hartaandoeningen, grauwe staar en bewustzijnsstoornissen. Elke cel wordt per dag zowat 100.000 keer aangevallen door een vrije radicaal (agressieve stof). Reparatie geschiedt door o.a. carotenoïden. Helaas werkt dat bij oudere mensen en vogels niet meer goed. Met alle gevolgen van dien.

Teveel is echter beslist niet goed. Doordat vitamine A gestapeld wordt in het lichaam, kan er teveel van zijn. Dat ontstaat pas na lange tijd inname van heel hoge hoeveelheden. Dan is vitamine A uiterst giftig. Van het eten van planten kun je geen teveel van vitamine A opslaan. Van pillen wel en daarom zit er nooit meer in dan wat een mens per dag nodig heeft. 

Bij de voortplanting speelt vitamine A een belangrijke rol. Het zou best wel eens kunnen zijn dat wat méér vitamine A de vogels net dat zetje geeft om succes te hebben bij de voortplanting. Kanaries krijgen eivoer en dat is rijk aan (pro-)vitamine A (eivoer bevat 20.000 IE per kilogram. IE betekent Internationale Eenheid, de maat waarmee veel vitamines gemeten worden). Bij veel vogels is de inname van vitamine A in de volière echter zeer problematisch, bijvoorbeeld doordat ze weinig of geen eivoer eten. Dan moeten we dus iets anders proberen. Meelwormen kunnen we vóór het opvoeren in negen delen meel en één deel Gistocal laten rondkruipen, met een gekookt worteltje erbij voor het vocht. Met een beetje nadenken komen we er wel uit. Voedseldieren uit de diepvries bepoederen we met Gistocal. Een beetje gekookte wortel of broccoli door het voer prakken is ook een idee.  

Ten slotte: groeiende wezens hebben méér vitamine A nodig. Ook voor de groei van de botten is vitamine A onontbeerlijk. Oudere wezens ook, maar dan om een andere, bovengenoemde reden.

Ter illustratie: een volwassen mens dekt zijn behoefte aan vitamine A door één keer per week 250 gram (niet te lang) gekookte worteltjes te eten of 100 gram kalfslever.

Houd uw vogels en u zelf gezond! Vergeet vitamine A niet!                        Wordt vervolgd. 

N.B.

10 IE is 3 microgram, 1 IE bètacaroteen levert in het lichaam 2 IE retinol en 1 microgram is een miljoenste gram = eenduizendste milligram

 
   

Deel 2 over Vitamines : DE  B-VITAMINES             door Peter Otten

 

De vorige keer was, na een inleiding, vitamine A aan de orde. In dit artikel zal het gaan over vitamine B, of liever over het vitamine-B complex. Want wat is er aan de hand? Waarom spreekt men nu over complex? Wel, tot vitamine B behoren een aantal vitamines die in samenstelling en werking  op elkaar lijken. Bovendien beïnvloeden ze elkaar. Ten slotte komen ze in planten altijd tezamen voor en nooit apart.

De echte B-vitamines  zijn: B1 ( Thiamine), B2 ( Riboflavine ), B3 ( Niacine ), B5

(Pantotheenzuur ), B6 ( Pyridoxine ), B12 (Cyanocobalamine ), Biotine en Foliumzuur. De rest in deze groep zijn schijnvitamines, want je kunt die in beperkte mate ook zelf maken: Choline en Inositol. Algemeen gezegd zijn B-vitamines nodig voor het zenuwstelsel, geestelijke gezondheid, stofwisseling, spijsvertering en nog veel andere lichamelijke functies.

Het heeft geen zin één vitamine uit deze groep apart in te nemen. Ze horen bij elkaar en werken alleen als ze tezamen worden ingenomen of gegeten. 

Helaas is het zo dat uit onze voeding de vitamines B structureel worden verwijderd. Te denken valt aan gepelde (witte) rijst, suiker, witbrood, spaghetti, die alle de belangrijke B-vitamines grotendeels missen. Daardoor lijdt de westerse mens aan een chronisch en ook ernstig tekort aan vitamine B. En daardoor gaat het dan ook grondig mis (bij vogels is het niet anders dan bij mensen). Allerlei ziektes ontstaan: vroegtijdig grijs worden, depressies, hoge cholesterolspiegel, verstopping en nog veel meer onheil. Op details ga ik verder in bij de behandeling van de aparte onderdelen van het B-complex. Ik maak weer geen verschil tussen mensen en vogels. Voor beide geldt immers hetzelfde.
In het algemeen geldt dat B-vitamines in water oplosbaar zijn en niet in olie. Dat betekent dat je ze elke dag moet eten. Je kunt er geen of slechts een kleine voorraad van aan leggen. 

1.      Vitamine B1 = Thiamine

Deze vitamine is wateroplosbaar en dus kan die niet opgeslagen worden in het lichaam. Hij wordt snel vernietigd door koken, licht, lucht, water, cafeïne (in koffie én thee), alcohol, oestrogenen (de pil),  roken, stress en allerlei voedseltoevoegingen (vooral sulfiet).

De a-vitaminose, dus de ziekte die ontstaat bij ernstig gebrek aan deze vitamine, is beriberi, een zenuwziekte die in landen waar gepelde rijst hoofdvoedsel is, vaak voorkomt. Geeft men deze zieken de omhulsels van rijst, dan genezen ze snel. De vitamine is nodig voor de productie van onze lichamelijke energie, vooral in de hersenen, hij versterkt het geheugen, speelt een rol bij de zetmeelstofwisseling en bij het goed functioneren van zenuwcellen.

We vinden de vitamine in tarwekiemen, soja, pinda’s (met vel), gist, zonnebloempitten, noten, varkensvlees, millet, boekweit en  volkoren producten. Koffie en een sigaret zijn dus als ontbijt geen goed idee.

Bij gebrek zien we: vermoeidheid, een slecht geheugen, slechte concentratie, depressie, indigestie (volle maag), duizeligheid, verstopping, tintelend gevoel in benen en voeten, snelle hartslag, oogpijn, zwakke spieren en verlies van eetlust. 

2.      Vitamine B2 = Riboflavine

In 1879, na de ontdekking van B1, werd Riboflavine ontdekt als een geelgroen pigment in melk. Ook deze vitamine wordt niet in het lichaam opgeslagen. Gebrek aan deze vitamine komt veelvuldig voor. Vlees en zuivelproducten zijn hoofdbronnen, dus vegetariërs hebben al gauw een probleem. De vitamine is bestand tegen koken, maar wordt toch vaak weggegoten bij het afgieten van groente.

Bij gebrek zien we: gebarsten huid, vooral rond de mond, schubachtige rode huid aan de zijkanten van de neus, overgevoeligheid voor licht, bloeddoorlopen, brandende of prikkende ogen, oogontsteking, ontstoken tong en brandende lippen en tenslotte slapeloosheid.

We vinden de vitamine in gist, lamslever, varkensnier, amandelen, tarwekiemen, kaas, eieren, soja, millet, stooflappen, melk, boerenkool, broccoli en zonnebloempitten.

Interessant is dat migraine vaak voorkómen kan worden door een flinke dosis vitamine B2. 

3.      Vitamine B3 = Niacine

In de achttiende eeuw kwam in Italië pellagra veelvuldig voor, een extreem ruwe, schubvormige huid. Er kwamen dementie en diarree bij voor. Het lichaam kan uit het aminozuur tryptofaan zelf niacine maken. Dus eigenlijk is het geen vitamine (tryptofaan zit veel in kalkoenvlees, het is een bouwsteen van eiwit).

Niacine helpt bij het vrijmaken van energie. Ook speelt deze vitamine een rol in de aanmaak van een aantal hormonen. In feite is hij betrokken bij een vijftigtal processen in het lichaam. Hij verlaagt het cholesterolgehalte van het bloed en verbetert het suikergehalte in datzelfde bloed.

De vitamine zit in pinda’s mét schil, kip, eieren, runderstooflap, varkensvlees, ongepelde rijst, kaas, witte vis, mungobonen, sesamzaad, boekweit, volkorenmeel, tarwekiemen, avocado, gerst, amandelen, erwten en bonen, volkorenmeel en aardappels.

Bij gebrek zien we: slapeloosheid, geheugenverlies, vermoeidheid, spierzwakte, huidproblemen, zweren op tong en andere plaatsen in de mond, depressie en een high gevoel. 

4.      Vitamine B5 = Pantotheenzuur

In 1939 werd deze vitamine voor het eerst gevonden in de vliezen van rijst. Het is nu bekend dat hij in alle weefsels van planten én dieren voorkomt. Dat zegt ook de naam: pantos betekent overal. Normaal gesproken krijgen wij en onze vogels er voldoende van binnen.

Deze vitamine maakt energie vrij, evenals de vorige, maar op een ander vlak. Met name bij stress is pantotheenzuur betrokken. Uit vetten, eiwitten en koolhydraten wordt energie vrijgemaakt en daarvoor is de vitamine nodig. Verder speelt hij een rol bij de vorming van rode bloedcellen en antilichamen (helpen bij het bestrijden van een ziekte) en beschermt hij tegen hartziektes.

We vinden deze vitamine in gist, varkenslever, pinda’s, noten, tarwekiemen, sojameel, spliterwten, eieren, havermout, boekweit, zonnebloempitten, rijst, kip, linzen, broccoli en avocado.

Bij gebrek zien we: zweren aan de twaalfvingerige darm, bloed- en huidziektes, depressie, vermoeidheid, verlies van eetlust, slechte bewegingscoördinatie, te laag suikergehalte van het bloed, brandende handen en pijnlijke hakken, tandenknarsen. 

5.  Vitamine B6 = Pyridoxine

Van alle B-vitamines is B6 het belangrijkste voor weerstand tegen ziektes en ook tegen kanker. Het immuunsysteem heeft deze vitamine hard nodig. Tegenwoordig wordt hij bij mensen ook als geneesmiddel gebruikt tegen vrouwenklachten. Ook de vruchtbaarheid is gebaat bij deze vitamine. Hij is werkzaam in niet minder dan 60 systemen in het lichaam. Het zenuwstelsel heeft Pyridoxine nodig. Fastfood bevat bijna geen vitamine B6.

De vitamine vinden we in zonnepitten, tarwekiemen, soja, walnoten, linzen, boekweit, bruine rijst, hazelnoten, kikkererwten, bananen, avocado, boerenmoes, kuiken, witte vis, spruiten, spinazie, rundvlees, aardappel en volkorenproducten.

Een aantal stoffen vernietigt de vitamine. Te denken valt aan sommige levensmiddelenkleurstoffen (tetrazines), sommige geneesmiddelen en de pil. Alcohol en roken zijn ook niet goed en het eten van veel eiwit vereist een hoge dosis vitamine B6.

Bij gebrek zien we zenuwstoringen, stuipen bij kinderen, bloedarmoede, zwangerschapsmisselijkheid, het zich niet kunnen herinneren wat men gedroomd heeft, vasthouden van vocht door het lichaam, schubvorming op schedel, wenkbrauwen en achter de oren, spierkramp, slapeloosheid. Bij ratten ontstond bij een tekort botontkalking. Het helpt tegen reisziekte. 

6. Vitamine B12 = Cyanocobalamine

Hier is sprake van een vitamine die bij hoge uitzondering een metaalatoom bevat (kobalt). Van deze vitamine hebben we maar héél weinig nodig (afhankelijk van allerlei omstandigheden als bijvoorbeeld leeftijd, zwangerschap), namelijk tussen  0,3 en 2,1 microgram per dag (een microgram is eenduizendste milligram oftewel een miljoenste gram). Dat is héél weinig, maar een gebrek levert onherroepelijk pernicieuze anemie op, een ziekte die zich uit in een dodelijke bloedarmoede.

In de maag is bovendien een stof nodig die de opname van deze vitamine mogelijk maakt.

We vinden deze vitamine in vlees (lever!), enkele vissoorten, eieren, kaas en gist.

Gebrek uit zich ook nog in diarree, vermoeidheid, uitputting, gestoorde beweging, zenuwbeschadigingen, tintelingen, dementie, depressie, hartproblemen en ontstoken mond.

Geregeld vis en/of vlees eten voorkomt gebrek. Vogels die eivoer eten komen niets te kort op dit gebied. Eventueel kan men wat gistpoeder (geen verse, levende gist ) door het zachtvoer mengen. Er kan van deze vitamine in de lever een voorraadje aangelegd  worden.

Omdat vogels die zachtvoer eten doorgaans geen gebrek aan deze vitamine hebben, ga ik op al de overige werkingen niet verder in. 

7. Foliumzuur

De naam komt van folium, dat in het Latijn blad betekent. De vitamine zit in groente, dus ook in dit verband is het verstandig groente te eten, ook voor onze vogels.

We vinden de vitamine in gist, erwten, tarwekiemen, lever en vlees, mungobonen, asperges, linzen, spinazie, boerenmoes en andere groente en fruit.

Celdeling veronderstelt de aanwezigheid van foliumzuur, vooral snel delende cellen: rode bloedcellen, immuuncellen, geslachtscellen en cellen in een groeiende foetus bij mens en dier.

Bij gebrek zien we zwakte, lusteloosheid, prikkelbaarheid, extreme vermoeidheid, dementie, schade aan de zenuwbuizen, miskraam, slechte melkproductie, slapeloosheid, falende immuniteit, zenuwproblemen, huidproblemen, tekort aan adem, verteringsproblemen, zoals anorexia en ten slotte kanker. Nogal wat dus, maar de praktijk valt mee, zolang we maar een beetje gevarieerd eten. 

8. Biotine

Deze vitamine wordt ook wel vitamine H genoemd, of co-enzym R. Rauw eiwit bevat avidine, een anti vitamine, die gebonden wordt door biotine. Verder speelt hij een rol bij de vet-,  koolhydraat- en eiwitstofwisseling, celdeling en celvervanging, gezond houden van huid, haar, nagels, zenuwen, seksuele organen en beenmerg, is hij nodig voor energieproductie en goed functioneren van de spieren.

Bij gebrek ontstaan: eczeem, haaruitval, vroegtijdig grijs worden, slechte vetstofwisseling, depressie, anorexia en misselijkheid.

We vinden de vitamine in gist, sojameel, ongepolijste rijst, walnoten, varkensnier, gerst, varkenslever, haver, tarwezemelen, tarwekiemen, kip, ei, bloemkool, volkorenbrood en zuivel. In de darmen maken we hem ook zelf, in voldoende mate. Alcohol, koken en de pil vernietigen de vitamine. Vegetariërs maken zelf meer biotine, doordat de darmen zich aanpassen. 

9. Choline en Inositol

Dit zijn geen echte vitamines: we maken ze ook zelf. We vinden beide ook in gedroogde lever, hart, rundvlees, gist, noten, peulvruchten en citrusvruchten.

Te weinig van deze stoffen levert leverproblemen op, vertraagde groei, bloedsomloopproblemen, slecht geheugen en eczeem. 

 
  De Vitamines C – D – E - K 

Vitamine C = Ascorbinezuur

Dit is de eerste vitamine die ontdekt werd, of beter: een gebrek leverde scheurbuik op bij zeelieden die lang zonder verse groente moesten leven. Zo gauw er weer groente op het menu stond verdween de ziekte. Scheurbuik moet men niet te letterlijk nemen: het omvat een hele waslijst van ellende indien we te weinig C eten. Men krijgt zowat met elke ziekte te maken die er bestaat, ook kanker. Doordat mensen, mensapen en cavia’s de stof niet zelf kunnen maken is het alleen voor hen een vitamine. Voor vogels dus niet! Die maken hem zelf. Bij een vogel die stress heeft is er meer vitamine C nodig dan hij kan aanmaken en in dat geval moeten we dus het dieet aanpassen. Een stukje groente of fruit is ook anderszins heel gezond, dus dat zouden vogels altijd ter beschikking moeten hebben (vogelmuur, sla, wortel, bloemkool). Voor ons mensen is C van het grootste belang! Wij hebben minimaal 60 milligram per dag nodig, maar liefst veel meer. 

Vitamine D = Calciferol

Dit is géén vitamine, het is een hormoon. We hebben de stof echter wél nodig. We maken hem als de zon op onze huid schijnt. Zitten we altijd binnen, dan moeten we iets anders prakkiseren: hoogtezon of vitamine D in pure vorm. Dit laatste vinden we in levertraan en druppels van de apotheek. Te weinig D veroorzaakt botontkalking bij iedereen, maar vooral bij kinderen en ouderen. Islamitische vrouwen die (te) zedig gekleed zijn, hebben er ook meer last van. Ook ontstaan er bij gebrek vaak kanker, vooral borst- en dikke darmkanker en tandbederf. Veroudering gaat ook sneller. Vitamine D versterkt vitamine A. Vitamine D heeft een aantal vormen, maar D3 is de stof waar het uiteindelijk om draait. Die vinden we in levertraan, haring, bokking, zalm (ook in blik), ei, boter (aan margarine wordt hij verplicht toegevoegd), lever, kaas, volle melk. En eventueel in pillen of druppels. Teveel is zeer gevaarlijk. 

Vitamine E = Tocoferol

Hier hebben we weer een echte vitamine. En een heel belangrijke ook. Helaas wordt deze vitamine voor een belangrijk deel uit onze voeding verwijderd, door allerlei bereidingswijzen. Ene Shute heeft in de V.S. een omvangrijke studie gedaan naar alleen deze vitamine en daar ook over gepubliceerd. Hoewel de huidige geneeskunde bijna nooit iets verstandigs zegt over E, is tegenwoordig toch bekend dat een langdurig tekort - en daar lijdt elke Westerse mens aan - de gezondheid ernstig schaadt.

Er bestaan vier vormen van (alpha, beta, gamma en delta), waarvan de eerste van natuurlijke oorsprong. De rest is nagemaakt en heeft minder werking. Hij is in vet oplosbaar, maar slaat toch maar matig op in het lichaam. Gebreksziektes zijn: hart- en vaatziekten, onvruchtbaarheid, slechte immuniteit, fatale bloedstolsels (trombose), kanker (vooral long- en darmkanker). Ziektes ontstaan vaak na een langdurig tekort aan E.

Bij diabetes (suikerziekte) heeft E een heilzame werking. De suikerspiegel van het bloed is beter beheersbaar en er is minder insuline nodig. De bloedvaten – een probleem bij diabetes – blijven in goede vorm bij een hoge dosering van E. Een hoge dosering is 800 milligram per dag. In dit geval gebruiken we de vitamine niet als vitamine maar als geneesmiddel.

Versleten bloedvaten genezen zelfs bij een hoge dosis E (800 mg per dag) en hartinfarcten blijven langer uit, terwijl de aanbevolen dagdosering voor mensen op niet meer dan 20 mg. per dag ligt, wat niet erg veel lijkt.

In de menselijke voeding zit te weinig vitamine E. Te denken valt aan alle geraffineerde voedingsstoffen, frietvet, inclusief niet-koudgeperste olie, dus die gangbaar is in de supermarkt. We vinden E in tarwekiemen, zonnepitten, koudgeperste oliën (staat op de fles), noten, pinda(kaas), volkorenproducten en groente en fruit. En in pillen. We zien dat de producten waar E in zit, voor veel mensen geen gangbaar eten zijn. Voor vogels: oude (oliehoudende) zaden bevatten géén E en door hun ranzigheid vernietigen ze ook nog eens E! Eivoer bevat voldoende E, mits de eieren niet te lang zijn gekookt.

E is een belangrijke antioxidant (afvanger van de kankerverwekkende vrije radicalen). Voor niet minder dan 40 ziektes wordt E als geneesmiddel gebruikt, zij het in hoge doseringen. Anders dan beweerd wordt door de commercie, veroorzaakt het eten van veel fabrieksmatig geproduceerde olie juist wél hart- en vaatziektes doordat het relatieve tekort aan E groter wordt. Koudgeperste oliën hebben dit euvel niet. Dit slechts voor de volledigheid. 

Vitamine K = Phytomenadion (K1)

Over deze vitamine is in ons Bec-info al eens een uitgebreid artikel verschenen. Het staat ook op onze website. Ik kan niet meer doen dan het lezen ervan dringend aanraden.

K zit in praktisch alle verse groentes en zelfs in zuivelproducten en vlees. De westerse mens eet veel te weinig K. De aanbevolen dagdosering is 100 microgram, maar meer is veel beter.

Een voortdurend tekort maakt vogels gevoelig voor Aspergillose, een schimmelziekte van de longen en Candidas, een andere schimmelziekte. Dit geldt ook voor mensen.

De vitamine is belangrijk voor de bloedstolling buiten het lichaam, dus niet in de aderen. Bij een wond wordt het bloeden zodoende beperkt. Wat niet algemeen bekend is, is dat K in de aders juist bloedstolling voorkomt. De industrie heeft andere belangen bij de productie van zogenaamde bloedverdunners. Daar gaat heel, héél veel geld in om. Hetzelfde effect zou bereikt worden met vitamine K, maar dat wordt opzettelijk verzwegen.

Muizengif bevat een bloedverdunnend middel in een dodelijke dosering. De muis of rat verbloedt inwendig. Uilen die deze muizen eten, lopen ook gevaar te overlijden, vooral door de nieuwe generatie muizengif (Difenacoum, Bromadiolone, Brodifacoum, Flocoumafen), waarbij de dodelijke dosis veel lager is in vergelijking met Warfarine, een verouderd middel. Muizengif en bloedverdunners zijn antivitamines van K. 

Uilenbezitters kunnen e.e.a. nalezen in “Mortality causes in British barn owls (Tyto alba) based on 1101 carcasses examined during 1963-1996” door Newton, Wyllie en Dale  (=Doodsoorzaken bij kerkuilen gebaseerd op onderzoek van 1101 kadavers van 1963 tot 1996). Overigens is het bij roofvogels vaak zo dat ze in gevangenschap veelal met eendagskuikens worden gevoed. Nu zijn eendagskuikens, zoals alle pasgeboren dieren én mensen, arm aan vitamine K1. Het ontstaan van Aspergillose bij roofvogels is hierdoor best verklaarbaar. 

Er bestaat ook een kunstmatige, zogenaamde vitamine K3 (Menadion), die helemaal geen vitamine is, maar die toch als K toegevoegd wordt aan diervoeding. De stof is bovendien kankerverwekkend. Hij stimuleert wel enigszins de bloedstolling, maar alle andere werkingen van K1 (Phytomenadion) ontbreken. Tekort aan K (= K1) veroorzaakt verder botontkalking, slechte bloedstolling, excessief bloeden, chronische diarree, slechte vetopname, vernietiging van de darmflora, vooral bij gebruik van antibiotica. 

Slotoverweging

Hoewel in deze artikelen vooral de mens bekeken wordt, kan de vogelliefhebber er genoeg van leren. Voor beiden geldt in wezen hetzelfde. En wij mensen moeten ook eens goed nadenken over wat we met ónze voeding willen.

  
   

LWÉÉR  VITAMINE  K 1                                  door Peter Otten

 

Een tijd geleden stuurde het bedrijf dat handelt in voedingssupplementen “De Imme” mij (op verzoek van ons zeer geachte lid J.W. Ellenbroek) een prospectus toe van haar producten. Ik was stomverbaasd tussen de aangeboden producten ook een aanbieding van vitamine K1 aan te treffen. Later zag ik, op onze BEC-tentoonstelling, hetzelfde product staan, zelfs zowel  in poedervorm als in druppelvorm, nu van het bedrijf Avian. De concentratie van de vitamine in druppelvorm maakte bij beide aanbiedingen niet veel uit (1%), in poedervorm ging het om een concentratie van 1,6 %. Poeder is beduidend goedkoper. 

Vitamine K1 is een ontstellend dure vitamine, hij kost  € 25.000,- / kilo! Dit is ook de reden dat veel voederfabrikanten door hun voer zogenaamde “K3” mengen, welke stof veel goedkoper is, maar het gaat daarbij niet om een echte vitamine: het is iets wat er een beetje op lijkt, meer niet. Ik wil verder niet op de discussie ingaan van K1 versus K3, want daarover heb ik al eens een artikel voor u vertaald dat overigens nog steeds op internet staat. Destijds kreeg ik het prompt aan de stok met een bekende fabrikant die mij van alles verweet. Ik heb hem verteld dat hij aan het verkeerde adres was omdat ik het betreffende artikel slechts had vertaald en niet geschreven. Ik sluit dit verhaal af door te zeggen dat voor mensen K3 verboden is….. 
Dat vitamine K1 erg duur is, mag dan wel lastig zijn, maar een levend wezen heeft er maar heel weinig van nodig. Onze Westerse voeding bevat echter vaak te weinig vitamine K1 vooral doordat wij veel te weinig groente en fruit eten. Pasgeboren zoogdieren hebben de eerste dagen van hun leven te weinig K1 in hun bloed, dus ook de mens. Vogels waarschijnlijk ook, wat, in de eerste dagen, gevaarlijke bloedingen tot gevolg kan hebben. Honden werden in het verleden, toen couperen van staarten nog was toegestaan, pas de vijfde dag gecoupeerd.

Goede bronnen met K1 zijn:
Groenten: sojameel, spinazie, bloemkool, broccoli, waterkers, venkel, savoiekool, kikkererwten, paardebloem, melde, peterselie, spruiten en bieslook.

Fruit: wilde roos, pistachenoten, kiwi, cashewnoten, avocado, aardbei, pruim en hazelnoot.

Ook voor vogels dus! Het voeren van bijvoorbeeld vogelmuur is dus niet zo dom als voederfabrikanten vaak beweren. Ook eivoer bevat te weinig K1 en toevoeging van K3 kan dit niet verbeteren.

Doordat K1 alleen in vet oplosbaar is, moet men ook wat vet of olie eten samen met de vitamine.

Hoeveel K1 een vogel nodig heeft weet ik niet, maar een mens heeft 200 microgram per dag nodig. Microgram is het 1/1000 deel van een milligram en dus het miljoenste deel van een gram. Per jaar heeft een mens dan 50 milligram nodig en in zijn hele leven 3,5 gram. Voor een vogel zou dan één enkel blaadje groen van de paardebloem al ruim voldoende zijn. Maar wél nodig. 

De eigenschappen van K1 (dus niet van K3!) zijn: het bloed vloeibaar houden in de aders en laten stollen buiten de aders, ontspanning van de spieren, stabiliseren van nier- en leverwerking, stabilisering van calciumhuishouding, stabilisering van het botweefsel, versterking van het immuunsysteem, bevordering van een goede darmwerking, goed laten functioneren van andere vitamines, voorkómen van cariës (gaatjes in de tanden), verminderen van de gevolgen van kinkhoest, tegenwerken van antibiotica, neutraliseren van  bepaalde schimmelgiften. Voorkomen van aspergillose is al eens eerder genoemd. Dit is een opsomming van de belangrijkste werkingen. Lang niet alles is bekend. 

Honden, maar ook vogels, eten vaak uitwerpselen. Dat wijst op een tekort aan vitamine K1, of eigenlijk K2, dat in de darm wordt geproduceerd, maar dat een veel sterkere werking heeft dan K1. Uitwerpselen bevatten heel veel, niet opgenomen K2. Als de werking van K1=100 is, dan is die van K2=2500 en, ter vergelijking, die van K3=niet meer dan 10. Vandaar dus die, in onze ogen, onsmakelijke gewoonte. Wel levensreddend, dat wel! Ook hondenvoer is niet volledig; toevoeging van K3 is geen verbetering. Het is alleen goedkoop en bovendien giftig. K1 voorkomt indirect ook coccidiose doordat de vogels geen poep meer eten. 

Hoewel bekend is dat K1 aspergillose voorkomt en dat dit ook al eens eerder in ons boekje heeft gestaan, gaan kwekers van geervalken rustig door met het niet verstrekken van K1. Gevolg: elk jaar gaan er jonge vogels verloren en dat is jammer en was te voorkomen geweest. Helaas is aspergillose wél te voorkomen, maar praktisch niet te genezen. Wie oren heeft, hij hore!

Beide genoemde leveranciers van K1 adverteren dit jaar in ons BEC-info. Ik wijs daar met veel genoegen op. 

 
    MINERALEN – deel 1 door Peter Otten

In een aantal vorige artikelen heb ik gesproken over vitamines. Als aanvulling hierop wil ik nog spreken over stoffen die nét zo belangrijk zijn, zowel in onze eigen voeding als in die van de vogels. Ook hier geldt weer dat een evenwichtige voeding alle belangrijke mineralen bevat. Een uitzondering is in onze contreien Selenium. Dat komt in onze bodem te weinig voor en wel in een brede strook, van West Europa tot in Siberië. We krijgen er aldus te weinig van binnen.

Wat zijn mineralen? Eigenlijk zijn het delfstoffen. In ons verhaal zijn het scheikundige verbindingen van bepaalde elementen: koper, zink, seleen, ijzer, calcium, kalium, natrium enz. In pure vorm zijn deze stoffen vaak onverteerbaar en zeer giftig. Scheikundige verbindingen met zulke stoffen zijn echter levensnoodzakelijk.

Evenals bij vitamines veroorzaakt een gebrek aan een noodzakelijk mineraal, gebreksziekten die kenmerkend zijn voor dit of dat mineraal. Er zijn twee groepen mineralen. Van de ene groep hebben we minstens 100 mg. per dag nodig en van de andere minder dan 100 mg. De laatste heten vaak sporenelementen, omdat we er maar een spoor(tje) van nodig hebben.

Calcium

Ons lichaam bevat 1.5% calcium. Dat is dus 1.25 kilogram. Hiervan zit 99% in de botten en tanden. De rest zit over het hele lichaam verspreid. Opname is onmogelijk zonder voldoende vitamine D3. De mens heeft tussen 500 en 1200 mg. Calcium per dag nodig, afhankelijk van leeftijd, sekse, groei, zwangerschap en lactatie.

Niet alle calciumverbindingen worden door het lichaam opgenomen of zijn giftig. In planten zitten de juiste verbindingen. Meestal spreken we van kalk, hoewel dat niet juist is (kalk is een scheikundige verbinding met calcium, in de volksmond ook krijt geheten). Rijk aan kalk zijn : kelp, kaas, sesamzaad, sardines met zachte graten, kwark en andere melkproducten en verder alle planten, vruchten, noten, ei en gist. Rabarber verhindert de opname, evenals zuring. Kalk is nodig voor botvorming en de tanden, voor goed functioneren van het zenuwstelsel, goede spierwerking, goede enzymwerking, bloedstolling, bloeddrukregulatie, hartwerking, celstructuur. Het wordt ook als geneesmiddel gebruikt bij een aantal ziektes.

Gebrek laat het volgende zien: rachitis, tetanus, spierkramp, slappe spieren, afname van de botdichtheid, slechte tanden, onregelmatige hartslag, hoge bloeddruk en dikke darmkanker. Voor vogels geldt hetzelfde, maar er is een verschil: eierschalen bestaan voornamelijk uit kalk en bij het uitdrijven van het ei is bovendien ook nog eens calcium nodig. Een vogel zal voor de vorming van het ei zijn skelet tijdelijk afbreken en dat tekort later weer aanvullen. De behoefte aan kalk is dan duidelijk verhoogd. Vogels krijgen hun kalk uit grit, sepia, gebroken eierschalen en het gewone voedsel. Heeft een vogel te weinig calcium ter beschikking, dan gaat hij van alles eten: zand, oude poep etcetera.

Magnesium

Dit is een ontzettend belangrijk mineraal, op dezelfde lijn als calcium en fosfor. Het is bij veel meer processen in ons lichaam betrokken dan calcium. 60% Van ons eigen magnesium zit in onze botten. De rest zit voor een groot deel in onze spieren. Magnesium zit vooral in kelp, volkorenbrood, met name in de zemelen, noten, zaden en alle groene groentes. Vlees en vis bevat heel weinig magnesium. Vogels halen magnesium uit grit, sepia en zaden. Misschien lusten ze een stukje broccoli of groente (vogelmuur).

Magnesium heeft heel veel functies. Het speelt een rol bij de botvorming, celdeling, energieproductie, hormonale werking, houdt calcium, kalium en natrium in balans, maakt tandglazuurvorming mogelijk, helpt suikerziekte voorkomen, maakt spierwerking mogelijk, maakt de geleiding in de zenuwen mogelijk en voorkomt nierstenen en galstenen.

Een heel scala aan ziektes komt voorbij als we te weinig magnesium binnenkrijgen. Te denken valt aan: spierkramp, snoepzucht, vermoeidheid, zenuwachtigheid, anorexia, bloedarmoede, angst, tics van het

gezicht, laag suikergehalte van het bloed, hyperactiviteit bij kinderen, hoge bloeddruk, nierstenen. Bij vogels zal dit niet anders zijn. Alleen zullen ze het ons niet kunnen vertellen.

Kalium, natrium en andere mineralen beïnvloeden elkaars werking en zijn dus altijd samen nodig. Een tekort van het één zal ook de werking van het ander beperken.

Fosfor

Het meeste fosfor zit in de botten : 80%, de rest zit in zachte lichaamsweefsels. Bij de werking van een aantal processen is fosfor van levensbelang. Te denken valt aan botvorming, opbouw van het celmembraan, allerlei stofwisselingsprocessen, communicatie tussen de cellen onderling, activeren van vitamines van het B-complex. We vinden fosfor in volkorenproducten, kaas, noten en vlees.

Gebrek veroorzaakt verstandelijke achterstand, verwarring, zwakte, spraakproblemen, bloedarmoede, verlaagde weerstand tegen ziektes, slechte botten. Cola bevat veel te veel fosfor, een vleesrijk dieet idem.

Kobalt

Hierover kan ik kort zijn. Kobalt is een onderdeel van vitamine B12 en ik verwijs dan ook naar die vitamine voor werking, gebrek en bronnen.

Kalium

Van deze stof hebben mensen tussen 2 en 5,5 gram nodig (volwassenen), afhankelijk van de omstandigheden waaronder we leven. We vinden kaliumverbindingen in rozijnen, aardappelen, avocado, gekookte bonen, banaan, varkensvlees, kip, vis, zuivelproducten en groente en fruit.

Het is nodig voor een goede balans van ons lichaamsvocht, regelt mede de zuurgraad van dat vocht, speelt een vitale rol bij de hartslag, eiwitstofwisseling, DNA-vorming, de suikerhuishouding van ons lichaam, zenuwgeleiding, energieproductie en spierwerking. Kalium voorkomt hartziekten, hoge bloeddruk, beroertes en kanker.

Gebrek levert het volgende op aan ziektes: spierzwakte, onregelmatige hartslag, trage darmwerking, neerslachtigheid, verwarring, slecht werkende nieren, vermoeidheid, duizeligheid, vasthouden van water door het lichaam, erge dorst, lage bloeddruk, zenuw- en spierstoringen. Nogal wat dus. Een vogel die alleen maar zaad te eten krijgt, lijdt een armzalig leven! Ook mensen die slecht eten kunnen zich nooit goed voelen.

Borium

Hier hebben we een echt sporenelement. We hebben er maar een uiterst kleine hoeveelheid van nodig. Het is pas sinds kort duidelijk dat dit element nodig is. Het is nodig voor goede botten en gewrichten en zet vitamine D om in de vorm waar ons lichaam iets mee kan. Het verhindert calciumverlies in de botten (osteoporose). Het wordt gebruikt op de huid als ontsmettingsmiddel (boorwater). We krijgen normaal gesproken voldoende binnen uit ons dagelijks voedsel. Bij te weinig borium in ons lichaam zien we vertraagde groei, hoge stressgevoeligheid, slechte botten, depressie. Een glas wijn bevat veel van dit mineraal. Voorts vinden we het in soja, pruimen, rozijnen, amandelen, pinda’s, hazelnoten, dadels.

Chroom

Ook dit is een sporenelement. We hebben er als mens zo’n 50 tot 200 microgram van nodig per dag (volwassenen). Het is nodig voor de regeling van het bloedsuikergehalte, het houdt het cholesterolgehalte van het bloed laag genoeg, het speelt een rol bij de eiwitstofwisseling, stimuleert spiervorming, verhoogt weerstand tegen infecties, voorkomt arteriosclerose (dichtslibben van de aders) en wordt als geneesmiddel gebruikt bij suikerziekte, hoog cholesterolgehalte van het bloed, angst, acne en gewichtsverlies).

We vinden chroom in gist, eidooier, melasse, niet geraffineerde suiker, honing, volkoren producten, vlees, vis, zuivel, groente en fruit. Ook hieruit blijkt weer dat het eten van welvaartsvoedsel ons eerder vroeg dan laat de das om doet.

Koper

Ook koper is een sporenelement. Weinig is beslist nodig en veel is giftig. Ook hier gaat het niet om puur koper, maar om chemische verbindingen (koperzouten). De hoogste concentraties vinden we in de hersens en lever, maar er zit ook wat in de spieren, skelet, huid en beenmerg, waar het bloed wordt gemaakt. De werking omvat medewerking bij het produceren van energie in de cel, antioxidant werking, het is actief bij de werking van de zenuwen, regelt de productie van sommige hormonen, helpt mee met opname van ijzer, houdt bloedvaten en zenuwvezels gezond, is van grote betekenis bij de werking van vitamine C, werkt mee aan de pigmentvorming, reguleert cholesterol, helpt bij de vorming van rode bloedcellen, is medeverantwoordelijk voor de vorming van (kraak)been en huid, en nog enkele zaken meer.

Bij een tekort zien we bloedarmoede, vochtophoping in het lichaam, breekbare botten, prikkelbaarheid, slechte huid en pigmentvorming in de huid, hoog cholesterolgehalte van het bloed en slechte afweer tegen ziektes.

Koper krijgen mens en vogel meestal voldoende binnen, het wordt ook wel aan voer toegevoegd. We vinden koper in schaaldieren, lever, gist, noten, erwten, boekweit, pinda’s, zonnepitten, chocolade, boter, volkoren producten en in veel groentes en fruit. Koperen armbanden helpen tegen artritis.

Fluor

Fluor puur is uiterst giftig! Zouten met fluor(ide) hebben functies bij de vorming van bot en tanden, helpen hartaanvallen voorkomen, ze voorkomen cariës (gaatjes in de tanden), helpen tegen osteoporose. Te veel is zeer schadelijk. Bronnen zijn zeewier (spirulina), andere zeeproducten, dus ook sepia, en verder zwarte thee. Extra fluor is niet nodig en zelfs vaak ongewenst: het veroorzaakt serieuze problemen door vergiftiging.

Een tekort veroorzaakt vermoeidheid, bleekzucht, ademtekort, slapeloosheid, hartkloppingen, bloedarmoede, slechte groei en (leer)moeilijkheden bij kinderen, sommige vormen van doofheid, botdichtheidverlies, rusteloze benen (in bed, vóór het inslapen), slechte warmteregulering, vatbaarheid voor infecties, slechte lichamelijke en geestelijke prestaties.

  
    MINERALEN - deel II door Peter Otten

Jodium

De schildklier produceert thyroxine, dat de snelheid van onze stofwisseling regelt. Het bevat jodium. Het meeste jodium krijgen we binnen door gebruik van gejodeerd keukenzout. Verder zit het in zeeproducten, inclusief spirulina en kelp. Een gebrek veroorzaakt struma, droge huid, vermoeidheid en verlies van afweer.IJzerOok van dit element hebben we maar heel weinig nodig: in ons hele leven niet meer dan er in een spijker zit. Helaas wordt het heel slecht opgenomen. Er wordt wel heel economisch mee omgesprongen; het wordt door het lichaam steeds gerecycled. Het heeft de volgende functies: nodig voor de vorming van hemoglobine (de rode kleurstof in ons bloed), het voorkomt sommige vormen van bloedarmoede, maakt deel uit van een aantal enzymsystemen, is antioxidant, verhoogt de lichamelijke prestatie, helpt kanker voorkomen. (Enzymen zijn stoffen die scheikundige processen sneller laten verlopen; denk aan enzymen in waspoeder).We vinden ijzer in alle soorten vlees en dát ijzer is goed opneembaar. De rest van de bronnen zijn plantaardig en dat ijzer wordt slecht opgenomen. Vitamine C bevordert de opname, thee verhindert die. Bij vogels en mensen die streng vegetarisch leven, gaat het mis: ze krijgen te weinig ijzer binnen. Insecteneters stapelen ijzer in de lever. Dat kan een probleem geven. Beokorrels bevatten heel weinig ijzer. Insectenetervoer ook, om stapeling te voorkomen. Een tekort veroorzaakt vermoeidheid, bleekzucht, ademtekort, slapeloosheid, hartkloppingen, bloedarmoede, slechte groei en (leer)moeilijkheden bij kinderen, sommige vormen van doofheid, botdichtheidsverlies, rusteloze benen (in bed, vóór het inslapen), slechte warmteregulering, vatbaarheid voor infecties, slechte lichamelijke en geestelijke prestaties.Germanium Het is nog niet bewezen dat dit element noodzakelijk is voor het leven. Ondanks dit blijkt het heel effectief te zijn in de behandeling van slechte immuniteit, hartziektes, artritis, osteoporose en kanker en nog een aantal ziektes. Het schijnt dus wel degelijk noodzakelijk te zijn. Het is frappant dat juist die vaak aangeprezen heilzame middelen als ginseng, paddenstoel, knoflook en smeerwortel nou net veel germanium bevatten. We schijnen 1 milligram per dag nodig te hebben. Germanium helpt goed tegen infecties van virussen (!).MolybdeenMolybdeen is betrokken bij een aantal enzymen in ons lichaam. Ons lijf bevat ongeveer negen gram van dit element. Het neutraliseert sulfiet, een conserveermiddel in vooral wijn en (geen Duits) bier. Tegenwoordig lijdt iedereen in de westerse wereld aan een tekort, door de manier waarop voedsel wordt geproduceerd namelijk met allerlei pesticiden. Verder heeft molybdeen een functie bij de ijzerstofwisseling, urinevorming, het is een antioxidant, voorkomt soms impotentie, voorkomt sommige vormen van kanker, met name aan het strottenhoofd, beschermt de tanden en bevordert de uitscheiding van een teveel aan koper. Een tekort veroorzaakt overgevoeligheid voor sulfiet, onregelmatige hartslag, prikkelbaarheid en de onmogelijkheid urinezuur te vormen.We vinden de stof in peulvruchten, zonnepitten, tarwekiemen, gist, niertjes, volkorenproducten, ei, groente, vis en fruit. Helaas is alles afhankelijk van hoe men de grond gebruikt voor de productie van voedsel. Kunstmest is dus helemaal fout!MangaanHet meeste mangaan zit in thee. Ook volkorengraan, noten en avocado’s zijn een goede bron. Groentes en fruit zijn een relatief slechte bron. Mangaan heeft een functie in veel enzymsystemen, reguleert mede de suikerstofwisseling, is een antioxidant, speelt een rol in de werking van spieren en hersens, zorgt mede voor gezonde botten en kraakbeen, beïnvloedt het evenwichtsorgaan en wordt in een aantal gevallen in hogere dosering als geneesmiddel gebruikt, o.a. bij infecties en zelfs bij de ziekte van Alzheimer (= kinds worden).Een tekort veroorzaakt o.a. evenwichtsstoornissen, slecht geheugen, huidontstekingen, prikkelbaarheid, vermoeidheid, breekbare botten en een slechte regulering van het bloedsuikergehalte.SeleniumDit element is in onze streken van bijzonder belang doordat de bodem er arm aan is. Het is hoe dan ook een uiterst belangrijk voedingsbestanddeel. Er is geen element waarover zoveel geschreven wordt. Het is een uiterst belangrijke antioxidant (afvanger van vrije radicalen), het speelt een rol bij het immuunsysteem, bij reparatie van beschadigd DNA, bij de groei van de foetus, het reinigt het lichaam van vergiften, heeft invloed op het seksleven van de man, zorgt voor een gezonde huid, hart, bloedvaten en lever. Het wordt in een aantal gevallen als geneesmiddel gebruikt (o.a. bij huidziektes, roos). Het is een goed middel tegen het ontstaan van kanker. Helaas is onze bodem arm aan seleen en dat tekort vinden we terug in ons voedsel. De meeste vitamine- en mineralenpreparaten bevatten seleen. Bier en andere gerstproducten bevatten veel seleen. Verder graan en andere landbouwproducten uit Canada, melasse, tarwekiemen en cashewnoten.Een tekort veroorzaakt (mede) diarree, overgevoeligheid voor infecties, hartproblemen, vertraagde groei, slechte vruchtbaarheid bij de man en nog enige andere problemen.SiliciumNa zuurstof komt silicium het meeste voor op onze aardkloot. Zand bestaat namelijk uit een verbinding van silicium met zuurstof. Het is dus overal aanwezig. Silicium kan alleen door het lichaam worden opgenomen als het de juiste vorm heeft en die zit in sommige planten: wortels, volkorenproducten, komkommer (de schil), zeegroentes (spirulina) en hard (kalkrijk) water.Silicium is nodig voor de vorming van collageen, dat in de meeste weefsels zit als (kraak)been, bloedvaten en longen. Het is ook nodig voor een goede huid, goed haar en goede nagels. Het verhindert mede arteriosclerose (dichtslibben van de bloedvaten) en osteoporose (botontkalking).Bij gebrek zien we: dun haar, brokkelige nagels met witte vlekjes, slechte kraakbeenvorming en te vroeg verouderde huid.VanadiumOver dit element is nog weinig bekend. Wel weten we dat het heilzaam werkt bij suikerziekte, het zorgt voor een goede pompbeweging van de cel, het is betrokken bij botvorming, het verlaagt de cholesterolspiegel van het bloed en voorkomt daardoor hartaanvallen en hoge bloeddruk.We vinden vanadium in peterselie, sla, radijs, dille, oliehoudende zaden, schelvis en zwarte peper. Voor onze vogels is te denken aan boekweit, zonnepitten, appel, maïs, wortel. Peterselie is de kampioen.Gebrek veroorzaakt (mede) diabetes en een hoog cholesterolgehalte van het bloed.ZinkZink is in het lichaam ongeveer overal voor nodig. Het is dan ook het belangrijkste sporenelement. Er zijn weinig processen in het lichaam waarbij zink geen grote rol speelt.Ik noem er een paar: het is nodig voor de groei, zit in meer dan 200 enzymen, is betrokken bij de vorming van DNA, nodig voor het goed functioneren van het celmembraan, nodig voor een gezonde huid en darmbekleding, nodig voor de ogen, het is een antioxidant, belangrijk voor alle stofwisselingsprocessen, verbetert geur en smaak, doet wonden beter genezen, voorkomt acne, prostaatvergroting en kanker. En nog veel meer…Gebrek veroorzaakt o.a. slechte afweer en falende immuniteit, alcoholisme, anorexia, gedragsproblemen, slecht genezende wonden, steeds terugkerende infecties, impotentie en onvruchtbaarheid, langer durende verkoudheid, slecht functioneren van de mannelijke seksualiteit, acne, eczeem, psoriasis en dementie. Zink zit in vlees, oester, sesamzaad, pompoenpitten, gemberwortel, volkorengranen, boekweit, noten, vis en peulvruchten.Tot zover de mineralen die belangrijk zijn voor onszelf en onze vogels. Ons mensen wordt het gemakkelijk gemaakt. Er zijn tabletten waar alle vitamines én mineralen in zitten die de mens dagelijks nodig heeft. Ze heten dan "multivitamines en mineralen" of "multi totaal". Hema en Kruidvat leveren elke gewenste samenstelling tegen alleszins redelijke prijzen. We zouden dergelijke preparaten ook voor onze vogels kunnen gebruiken, waarbij we het gewicht van onze vogels goed in de gaten moeten houden. Als u dertig kanaries heeft, dan is dat grofweg 750 gram. Een volwassen man weegt 75 kg. We hebben in ons geval voor onszelf dan één pil nodig en voor dertig kanaries het honderdste deel van een (fijngestampte) pil. U kunt dat als volgt verdelen: de fijn gestampte pil verdeelt u op een glad stuk papier in tien gelijke delen. Dat gaat mooi met een pinkaart. Elk tiende deel leggen we in de vorm van een rups en delen dat ook weer door tien. Zo’n klein partje doet u door het eivoer en de rest eet u zelf op bij de warme maaltijd! Vogels houden wordt dan een gezonde hobby. En wijzelf varen er wel bij!

  
   

Het belang van vitamine K1 bij vogels 

door M. von Lüttwitz en H. Schulz ©. Bron: AZ Nachrichten – juni 1999 

In het  Duitse tijdschrift AZ-Nachrichten trof ik een artikel aan dat ik u niet wil onthouden. Het is een lang verhaal, maar het belang bij dit onderwerp is groot, niet alleen bij uilen- en roofvogelfokkers, maar ook bij veel andere vogelliefhebbers.

De vertaling is van mijn hand en hierop berust copyright.   Peter Otten. 

Vitamines behoren, met andere plantaardige stoffen, tot de groep van biologisch-actief werkzame stoffen. Vitamines nemen deel aan talrijke stofwisselingsreacties, hetzij direct, hetzij indirect, bijvoorbeeld als deel van een enzym. Bij een vitaminetekort ontstaan gebreksziekten bij de vogel die in eerste instantie tot lichamelijke achteruitgang leiden en vervolgens tot de dood. Als er slechts sprake is van een klein gebrek aan vitamines - wat meestal het geval is – dan blijft de vogel wel in leven, maar zijn stofwisseling is vertraagd: die staat dan op een laag pitje. Natuurlijk is een tekort aan vitamines een relatief begrip. Een gering tekort, net onder de optimale behoefte, heeft nauwelijks gevolgen, maar een kleine overschrijding van de minimale behoefte aan vitamines heeft meteen een extreme uitwerking. Daartussenin liggen allerlei overgangsvormen, waarbij men niet mag vergeten dat vitamines in wisselwerking staan met een heel scala van andere stoffen. 

Een vitamine die tientallen jaren strafbaar werd verwaarloosd, is vitamine K1. Hij zit in planten en plantaardige producten. Men moet ervan uitgaan dat in de darm van de vogel met behulp van vitamine K1, door de daar aanwezige darmflora, vitamine K2 wordt gemaakt. Nu is Vitamine K2 een verzamelnaam voor de verschillende toestanden van deze vitamine. De afzonderlijke stadia die er zijn benoemt men met MK-0 tot MK-13. Beide vitamines zijn in vet oplosbaar en zelfs bij hoge overdoseringen kon men geen negatieve werkingen vaststellen, maar slechts positieve. 

Het gehalte aan vitamine K1 is bij planten erg variabel. Dat hangt niet alleen van de plant af, maar varieert ook met de tijd van het jaar en is afhankelijk van de plaats waar de plant staat en van opslag en verdere verwerking van het voedsel. Pas sinds de jaren negentig kan men het gehalte van vitamine K exact bepalen. Eerdere metingen moet men onder voorbehoud beschouwen. 

Naast de natuurlijke vitamines K1  en K2 kent men nog de kunstmatig gefabriceerde en in de natuur niet voorkomende vitamine K3  en zijn zogenaamde analogen (K4 en K5  etc. die in het organisme uiteindelijk omgevormd worden tot K3, zoals een farmaceutische firma meedeelde). Vitamine K3 kent men ook als menadion. Men heeft het oplosbaar gemaakt in water om het makkelijk te kunnen toedienen. Het is overigens ook aan de natuurlijke vetoplosbare vitamines niet identiek. Zo is het niet verwonderlijk dat het op een andere manier wordt opgenomen, anders wordt opgeslagen, anders wordt uitgescheiden en een grotendeels andere werking heeft dan de natuurlijke K-vitamine. Alleen al het feit dat de natuurlijke vitamine K vetoplosbaar is en menadion, evenals zijn in de handel verkrijgbare vormen, in water oplosbaar is, zegt al veel! 

De opname van de vetoplosbare vitamine vindt plaats in de darm en wel op een andere plaats dan de in water oplosbare vitamines, eiwitten en vetten. Terwijl het wateroplosbaar gemaakte menadion direct in het bloed wordt opgenomen, wordt vitamine K1 aan cholesterol gebonden en via een omweg, namelijk de lymfe, naar het bloed getransporteerd. Vanuit de centrale verwerkingsplaats - de lever – gaat het naar andere weefsels. Daarbij is gebleken dat de hoeveelheid vitamine in het bloed niets zegt over de hoeveelheid vitamine K1 in de weefsels. 

In de literatuur wordt vermeld dat voor de opname van vitamine K1 in de darm alvleessap en galzuren nodig zijn. Deze vaststelling is niet goed te bewijzen. Het bleek dat bij papegaaien met een bijna volledig door medicamenten, verkeerde voeding en/of ziektekiemen verstoorde lever, toediening van vitamine dezelfde heilzame werking vertoonde als het geval was bij papegaaien met een gezonde lever. (De lever is voor de aanmaak van galzuren verantwoordelijk.) Hieruit is te concluderen dat vetzuren de opname van vitamine K1  even goed mogelijk maken. In de vakliteratuur wordt bevestigd dat vetzuren met lange ketens de vitamine K1-opname ondersteunen. Zulke vetzuren kunnen via de voeding worden verstrekt of zij zitten in zaadkorrels. (Vetten hebben lange ketens, olie niet. Vertaler.) 

Menadion met zijn mogelijk schadelijke werking, was in de voedingsmiddelenindustrie lange tijd de enige toegestane vorm van vitamine K. De natuurlijke, nevenwerkingvrije vitamine K1 was daarentegen verboden. Toch mocht elke vogelhouder de natuurlijke vitamine K1 als toevoeging aan zijn vogels geven. In het verleden verzetten zich enkele lobbyisten hevig tegen de aanbeveling om het giftige vitamine K3 te vervangen door K1. Er werd zelfs in advertenties beweerd dat iedere vogelkweker die zijn vogels K1 gaf, strafbaar was. Een voederfabrikant huurde zelfs een marketingbureau in om het gebruik van vitamine K3 bij dieren te verdedigen. Een primatencentrum dreigde met gerechtelijke stappen tegen een vitamine K3-lobbyist. Maar, zoals zo vaak, laat de waarheid zich geen geweld aandoen. Intussen is, op initiatief van de auteurs van dit artikel, voor vitamine K1, ook in industriële voeders, in Duitsland bij het betreffende ministerie officieel erkenning aangevraagd. Op 5 februari 1999 werd besloten dat vitamine K1 toegevoegd mocht worden aan industrieel voer. Het geven van vitamine K1 als toevoeging was, in tegenstelling tot wat de angstcampagne van de K3 lobbyisten beweerde, nooit verboden geweest!

Wat is de werking van vitamine K1? De vitamine werd oorspronkelijk bekend als vitamine voor de bloedstolling. Als er niet voldoende vitamine-K1 voorhanden is bloedt het dier dood. Door vitamine K1  te geven wordt de bloeding gestopt; voor de fokker vooral van betekenis als de vogels coccidiose hebben. Maar bovendien is niet goed bekend dat vitamine K1  nog veel meer werkingen heeft. Als er bijvoorbeeld inwendige kneuzingen zijn, moet, als de wonden genezen, de bloedprop opgeruimd worden. Daarvoor is vitamine K1 noodzakelijk. Als vitamine K1  ontbreekt, kan het materiaal niet volledig worden afgebroken en kan er embolie ontstaan. In de humane geneeskunde bewandelt men een andere, minder natuurlijke weg om embolieën te voorkomen, maar deze is voor de medicijnindustrie meer winstgevend. 

Vervolgens ondersteunt vitamine K1 de kalkafzetting in het vogelskelet alsmede de hormonaal gestuurde beenderstofwisseling. Dit gebeurt in samenwerking met vitamine D, die, volgens de laatste inzichten, geen vitamine meer is, maar een hormoon. Bij het embryo bewerkt K1 de ombouw van kalk in de eierschaal in het zich ontwikkelende beenderstelsel. Een centrale rol speelt het in de energiestofwisseling, in de eiwitstofwisseling voor hart en longen, in de algehele vetstofwisseling. Het ondersteunt de inbouw van koolhydraten in de cellen en het heeft een functies in het meerlagige celmembraan. Het zorgt voor stabiel bindweefsel, het ondersteunt de oogfunctie en het heeft anti-oxidantwerking. Daarbij schijnt K1 in de darm nodig te zijn voor de daar levende darmflora. Er zijn aanwijzingen dat bij een tekort aan deze vitamine de darmflora ontspoort en er bijvoorbeeld megabacteriën ontstaan. Een van de belangrijkste werkingen van Vit. K1 is het neutraliseren van cumarinen. Cumarinen zijn gifstoffen die o.a. door talrijke schimmels gevormd worden. Zaadmengsels voor vogels zijn vaak niet schimmelvrij. Dit werd onlangs door een vogelvoederfabrikant officieel bevestigd. Cumarinen tasten de werking van K1 aan. Bij voldoende vitamine K1  kunnen cumarinen nauwelijks kwaad. Op de werking van cumarinen berust ook de werking van rattengif dat inwendige verbloeding veroorzaakt. Bij mensen worden bloedverdunners gebruikt met cumarinen om het bloed minder stolbaar te maken. Voldoende vitamine K1 maakt het gebruik van bloedverdunners overbodig. Bij geperst korrelvoer bestaat het gevaar dat bij ondeskundige opslag eerder schimmels ontstaan dan bij hele zaden. 

In het inmiddels wereldwijd bekend geworden Papageien-Gnadenhof van mevrouw Hofstetter bij Passau, werden de volgende, voor vogelkwekers belangrijke werkingen van vitamine K1 vastgesteld:
1. Dunne uitwerpselen worden weer vast
2. Antibiotica en sulfonamiden worden overbodig
3. Agressiviteit van de dieren neemt af
4. Leverbeschadigingen herstellen
5. Uitbraken van Aspergillose komen niet meer voor en zieke dieren leven langer en de kwaliteit van leven verbetert
6. Verenpak wordt weer glad
7. De rui verloopt weer normaal
8. Snavel- en nagelsubstantie verbeteren
9. De huid ziet er beter uit
10. Bloedarmoede verdwijnt
11. Vitaliteit neemt toe
12. Verenplukkers krijgen weer veren
13. Voortplantingsdrift ontwaakt weer ( bij probleempapegaaien)
14. Onderlinge verstandhouding verbetert
15. Infectiegevoeligheid neemt drastisch af
Er treden minder schimmelinfecties op
Schimmels in voer geven minder problemen

Voorwaarde voor een goede vitamine K1-werking is dat er voldoende andere vitamines verstrekt worden, maar dan wel zonder K3. Vitamine K3  heeft alleen maar invloed op de bloedstolling, waarbij moet worden opgemerkt dat bij een acuut geval van vitamine K-tekort dierenartsen geen vitamine K3, maar vitamine K1 verstrekken. Over andere eigenschappen van K3 (behalve dan die van bloedstollende werking) is niets bekend. In de literatuur wordt zelfs benadrukt dat vitamine K3 tegen cumarine helemaal niet werkt.(Cumarine zou bovendien giftig zijn voor de lever.) Bij publicaties die menadion propageren, wordt trouwens nauwelijks over de werking van K3 gesproken, maar wel over die van K1, wat volksverlakkerij is. Er wordt namelijk gesuggereerd dat het kunstmatige K3 dezelfde werking heeft als K1. Daar komt bij dat K3  ten opzichte van K1 mogelijk nog een behoorlijk aantal  schadelijke bijwerkingen heeft:

Wisselwerking met - en destabilisatie van - rode bloedlichaampjes bij hemolyse, respectievelijk hemolytische bloedarmoede (in dit verband is ook te denken aan feather dusters)

Giftigheid voor levercellen

Mutagene werking (door vorming van radicalen) (=kankerverwekkend. Vertaler)

Beendermisvormingen door falende cumarineafbraak.

Plasma-membraanstoornis

Verandering in de calciumhuishouding, wat weer zowel stolling als het opruimen van bloedproppen verstoort.

Beschadiging van milt en nieren

Veel werkingen van menadion in de weefsels zijn nog niet onderzocht en dus is er gevaar voor nog meer beschadigingen

Opslag in weefsels (bij consumptiedieren bestaat het gevaar van opname van menadion wat in levensmiddelen verboden is).

Heel openhartig geven vitamine K3-lobbyisten de reden voor het gebruik van vitamine K3 bij dieren aan: het is goedkoop. Dat blijkt duidelijk uit de cijfers die KOLB e.a. opgeven: een kilo K1 kost € 26.000. Dezelfde hoeveelheid K3 kost daarentegen slechts € 181 !

Intussen zijn enige voederfabrikanten er al toe overgegaan hun preparaten van de volgende  mededeling te voorzien: “zonder vitamine K3 “. Daardoor kan de vogelfokker deze verdachte vitamine weglaten en daarvoor in de plaats vitamine K1 apart gebruiken. Als men een vitamine K1-preparaat uit de apotheek gebruikt, dan moet men erop letten dat de hulpstoffen niet giftig zijn. Op dit ogenblik is er slechts één preparaat in druppelvorm in Duitsland op de markt, waarvan de hulpstoffen niet giftig worden geacht. Het gaat om de kanavit-druppels van de firma Medphano. (Noot van de vertaler: er zijn tegenwoordig verschillende andere preparaten te krijgen, bijv. Davitamon.)

Door de toelating van vitamine K1 in het industriële diervoeder is het nu mogelijk dat producten met wat meer K1  en zonder K3 op de markt komen. Het zal zeker interessant zijn te weten welke firma’s voor een vitamine K1-toevoeging besluiten. Wie uit de onduidelijke productinformatie niet kan opmaken welke vitamine K er in de voeding zit, kan om opheldering vragen bij de betreffende firma. In het verleden was het niet verplicht een toevoeging van K3 te vermelden. Zo stond bijvoorbeeld bij veel kippenvoer niet vermeld dat er K3 in zat terwijl dat wél het geval was. 

Wie aan zijn gevederde vrienden K1 apart wil geven, kan dat op een aantal manieren doen. Allereerst is groenvoer met een ruime hoeveelheid van deze vitamine op zijn plaats. Vooral de brandnetel is onder de wilde planten een uitstekende bron van vitamine K1. Ook bruine en groene algen die in de vogelvoeding al vaak worden aangewend, hebben hoge gehaltes aan K1. Ook kan men een preparaat uit de apotheek gebruiken. Mevrouw Hofstetter van het vermelde Papageien-Gnadenhof  gebruikt op een liter water 10 druppels Kanavit. Vanzelfsprekend krijgen de vogels niet meer water dan ze per dag opdrinken. De druppels kunnen ook op een lekkernij gedaan worden. Het is noodzakelijk elke dag voldoende andere vitamines te geven. 

Behandelingen met antibiotica of sulfonamiden belasten het darmkanaal en verstoren het voor het leven belangrijke vitamineopnamesysteem grondig. Met name vitamine K1 wordt door zulke medicijnen geblokkeerd.  Het is in een voorkomend geval zeker zinvol zich af te vragen of dure medicijnen wel zo’n goede keus zijn. Of is het niet veel slimmer op een natuurlijke wijze te genezen door het geven van alle noodzakelijke stoffen (eventueel in een zeer hoge dosis)? 

Samenvatting van de vertaler

Bovenstaand artikel bevat allerlei informatie over de K-vitamines. Er bestaat veel onderscheid tussen de natuurlijke vitamine en de chemisch nagemaakte rommel. Voldoende (natuurlijke) vitamine K voorkomt een hoop ellende, maar het zit niet in diervoeding. Men rotzooit kennelijk maar wat aan. Het wordt tijd dat in diervoeding uitsluitend het natuurlijke vitamine K1 wordt gebruikt. Zolang dat niet zo is zou het beter zijn in de apotheek een flesje te halen en daar goed gebruik van te maken. Brandnetel bevat veel van deze vitamine, evenals spinazie, algprodukten, zuurkool en andere bladgroenten. Ook dus vogelmuur. (Zie hiervoor Bec-info nr. 1/2004.) 

 
      

SNAVELS                                                                           door Peter Otten

 

Vogels hebben geen tanden. Ze kunnen dus ook niet bijten, hoewel … met hun snavel toch weer wel. Maar de ene snavel is de andere niet. Dat hangt af van het voedsel dat de vogel eet. Èn van het vastpakken van dat eten.

Dat is pas mooi als zo’n specialisatie (niet kunnen bijten met tanden) ook werkelijk voordeel oplevert. En dat is bij vogels gelukkig steeds  het geval, anders was het niet zoals het is. Het is al lang duidelijk dat de evolutie zodanig selecteert dat alles wat wél gunstig is, mag blijven en wat nutteloos is, snel weer verdwijnt. Steeds opnieuw weer. Het resultaat is een rijk scala aan aangepaste snavels. Daarover gaat het in deze bijdrage. 

Vooraf: zoals onze nagels uit hoorn bestaan, zo zijn ook snavels daaruit opgebouwd. Hoorn dus en dat is taai, slijtvast en kan toch geslepen worden aan een steen of door contact tussen boven- en ondersnavel. Door de snavel te gebruiken blijft deze in de gewenste vorm en dat is handig maar ook nodig, want een snavel blijft immers doorgroeien. Ook door het eten zelf slijt de snavel dus. Bij een spreeuw is daardoor de snavel ná het broedseizoen korter dan ervoor; wat te verklaren is door het intensief in de grond boren naar emelten. Na het seizoen wordt hij weer langer, wat ook weer handig is, omdat in de winter emelten dieper in de grond zitten.

Soms gaat het helaas goed fout, namelijk als een snavelhelft scheef gaat groeien. Dan ontstaat een kruissnavel die niet meer op normale wijze door slijtage zijn vorm behoudt. De vogel zal overlijden door verhongering. Of één helft breekt af en ook dan is het leed voor de vogel niet te overzien. 

Laten we nu eens kijken naar het uiterlijk van de diverse snavels.

Het meest bekend is de kegelvormige snavel van de zaadetende vogels. Denk hierbij aan een groenling of een huismus. Die kegel heeft niet altijd precies dezelfde vorm; dat is afhankelijk van aan welke zaden de vogel voorkeur geeft. Een sijs of een putter heeft een smalle kegelvormige snavel, wat erop wijst dat deze vogels kleinere zaden eten. Een appelvink heeft een enorm grote snavel, maar hij kan dan ook kersenpitten kraken; hiervoor is een uitzonderlijk grote kracht nodig.

Bij een kruisbek zijn de snavelhelften gekruist (soms buigt de bovensnavel naar rechts, soms naar links!) en dat is weer handig bij het eten van zaden uit een lariks-, sparren- of dennenappel. Dat gaat dan heel gemakkelijk, en het knagen, ook aan twijgen, houdt de snavel in vorm en voorkomt doorgroeien. Bij elke andere vogel zou een dergelijke snavelvorm fout zijn. 

Hier tegenover staat de pincetvormige snavel van de insecteneter. Die is tamelijk kort, maar wel heel fijn en spits, waardoor de bezitter insecten overal uit kan pulken. Te denken valt hierbij aan een boomkruiper, een nachtegaal en een mees. Bij die boomkruiper is de snavel ook nog wat gebogen. Bij een specht is hij enorm stevig om bovendien het hakken in hout mogelijk te maken. Daarbij hebben spechten een lange tong met stevige weerharen, waardoor ze in staat zijn wormen uit een gat te lepelen. 

Bij andere vogels is de snavel lang en dun, zoals bij een hop, en bij deze vogel is die ook nog naar beneden gebogen. Deze vogel kan daardoor insecten en hun larven vangen die diep in de  mest of de grond verborgen zitten. Zo’n snavel is heel gevoelig aan de punt, waardoor insecten kunnen worden gevoeld. Keerzijde van zo’n vreemde vorm is dat de vogel niet kan drinken: alle vocht wordt uit het voedsel gehaald. Zulke vogels springen heel economisch met hun vocht om. Ook kolibries hebben een lange dunne snavel die soms ook weer naar beneden gebogen is om zodoende nectar uit bloemen te kunnen zuigen.

Waadvogels hebben ook een spitse snavel en die is dan al of niet gebogen; soms dus niet en bovendien soms naar boven en soms ook naar beneden, afhankelijk van het voedsel waarnaar gezocht wordt. Bij een scholekster is hij recht en niet gebogen, maar wel stevig. Hij kan er oesters mee kraken. Bij een wulp is hij lang en naar beneden gebogen (handig in wei en bodem in ondiep water), bij een kluut is hij naar boven gebogen en daardoor kan deze vogel het water laten opwellen en voedsel eruit zeven. Bij een lepelaar zit er zelfs een rond uiteinde aan, waardoor de vogel prooien uit het water kan lepelen.

Bij vogels met een lange snavel is het handig als de vogel daarmee kan voelen. Dat helpt bij het te weten komen wat voor prooi er voor de ogen onzichtbaar is aangeboord. Deze drukgevoelige organen - de lichaampjes van Herbst - zitten bij een specht bovendien in het uiteinde van de tong. Het voorkomt verrassingen. 

De meest eigenaardige vorm van een snavel komt voor bij roofvogels en uilen. De haak aan de bovensnavel dient om een prooi uiteen te rijten, de zijkanten kunnen knippen. Door slijtage blijkt alles ook nog eens keurig te blijven passen. Bovendien zit er een scherpe bobbel in de bovensnavel en een bijpassende deuk in de ondersnavel, waardoor het vlees niet wegglijdt bij het in stukjes knippen. Bij het afkluiven van botjes wordt de snavel geslepen en blijft de vorm van de snavel behouden. Uilen knippen niet; ze slikken hun prooi heel door (verslinden) of rijten hem in stukken (verscheuren). 

Reigers hebben een enorme zeer spits uitlopende snavel, die de vogel in staat stelt visjes te spietsen. Het is meer een speer. Ook een ijsvogel kent deze techniek van jagen. Trouwens de duikende Jan van Gent doet het niet anders. Hij kan, evenals de ijsvogel, onder water zwemmen en bij het bovenkomen ook weer uit het water opstijgen. Een visarend kan dat trouwens ook. Je weet dan echt niet wat je ziet. 

Snavels veranderen in vorm en kleur gedurende de seizoenen. Bij een vink (man) wordt de snavel in het voorjaar blauw, bij een mus wordt die zwart en bij een spreeuw wordt die oranjegeel. Die verschijningsvormen hebben een functie, dat is zeker, maar of die verder reikt dan seksuele aantrekking is niet altijd duidelijk, maar ook dat is al heel wat. Bovendien zagen we al bij de spreeuw dat de snavel niet altijd even lang is. 

In de snavel zit de tong. Die kan gebruikt worden om te slikken maar ook om zaden te draaien, voedsel te voelen of insecten naar buiten te halen, zoals bij de specht.

 Flamingo’s kunnen met hun snavel ondersteboven kreeftachtige diertjes uit het water zeven, pelikanen hebben een keelzak als opslagruimte, evenals trouwens de goudvink die niet uit de krop voert maar uit zijn keelzak.  

Volledig kan ik niet zijn. Parkieten en papegaaien hebben ook weer een geheel eigen aanpassing om hun eten op de juiste manier te kunnen bewerken.

De verschillen in snavels zijn groot. Elke vorm is een aanpassing aan het voedsel dat gegeten wordt. En dat het allemaal zo werkt is een wonder van de schepping, of zo u dat wilt, van de natuur. 

 
      

UIT  DE  APOTHEEK  VAN  GOD                   door Peter Otten 

Al enkele malen zijn er, ook in ons Bec-Info, artikelen verschenen over het op natuurlijke wijze houden van vogels. Dat is heel mooi, hoewel het praten over kruiden en kruidenmengsels soms wat vaag overkomt. Het is echter van alle tijden. De één vindt kruiden kwakzalverij, de ander zweert bij de alternatieve vorm. In onze kapitalistische maatschappij is zowat alles gebaseerd op winst maken en dat houdt in dat men waardeloos fastfood (nepvoedsel met veel vet en suiker) voor mens en dier in een aantrekkelijke plastic verpakking in de schappen van supermarkten aantreft. Zo doende neemt in ieder geval ons eigen gewicht steeds meer toe en omgekeerd onze gezondheid steeds verder af. En dus zoeken we ons heil op de alternatieve markt.

Dit geldt voor mensen. Voor dieren, en dan vooral ook voor onze vogels, is het voorgaande eveneens van toepassing. In dit licht moet u dan ook dit artikel lezen. 

Het leven is steeds vaker een aaneenschakeling van ziektes en kennelijk is gezondheid een onbereikbaar goed geworden, ondanks allerlei aangeprezen toestellen om ons lichaam het uiterlijk van een god(in) te geven. Maar…. het zou toch hoogst onwaarschijnlijk zijn als de natuur niet voor elke kwaal ook een oplossing zou hebben.

Daartegen nu verzetten zich de voedings- en medicijnindustrie. De eerste wil alleen maar verkopen, ook al is het rotzooi; de tweede ook en die wordt daarbij geholpen door de eerste. Gezondheid wordt steeds duurder, maar dat is weer een bron van inkomsten voor artsen, ziekenhuizen, verzekeringen, medicijnproducenten etcetera. Het systeem houdt zich zo doende in stand. Tot grote vreugde van de aandeelhouders, tot welke groep ook ik behoor, zij het in bescheiden mate. 

Dit heeft op het eerste gezicht niets met onze vogels te maken, maar helaas gaat het met het vogelvoer exact dezelfde kant uit. Mooi verpakt, fabrieksmatig geproduceerd voedsel wordt aangeprezen als het alleen zaligmakend geloof. Er zijn zelfs al korrels voor vogels in de handel “waar alles in zit”. Aldus gaan onze vogels onherroepelijk lijden aan welvaartsziektes. Om onze hobby overeind te houden wordt het nodig medicijnen te gebruiken, ter bestrijding van ziektes, dan wel het voorkomen ervan. Even een kuurtje zo nu en dan kan geen kwaad. Zegt men …

In de bio-industrie gaat het zo ook, maar dan nog erger. Gevolg is dat bacteriën door dit overmatig gebruik immuun worden tegen allerlei antibiotica en mede daarom heeft minister Gerda Verburg aangekondigd het medicijngebruik bij dieren op korte termijn met vijftig procent te verminderen. Dat lijkt me een verstandige beslissing en ik hoop dat dit pas het begin is. 

De rechtgeaarde liefhebber grijpt naar natuurlijke middelen. Van veel planten is bekend dat ze goed helpen tegen vele kwalen en bovendien die kwalen ook kunnen voorkomen. Vroeger, toen men nog niet zo afhankelijk was van wat de dokter voorschreef, wist men welke planten tegen welke kwaal een heilzame werking hadden. Jo van Rooij heeft erover geschreven en ook Alois van Mingeroet. Ook Paul van Vliet, maar die propageert toch ook weer het aanzuren van water, wat - althans gedeeltelijk - kunstmatig is. In de bio-industrie is aanzuren overigens ook al enige tijd algemeen gebruik. 

Interessant om te weten is dat veel medicijnen zijn ontwikkeld uit plantenstoffen, bijvoorbeeld aspirine = Salicylzuur (wilg) en Taxol (taxus). Het laatste is een peperduur middel tegen eierstokkanker; het eerste is een goedkope pijnstiller. En zo zijn er nog veel andere voorbeelden te noemen. Ook uit bacteriën: zoals Penicilline. Soms gaat het met een medicijn helemaal mis (Softenon) en soms komt er iets heel anders uit dan men beoogde (Viagra was eerst een haargroeimiddel). 

Interessant bij mijn betoog is de geschiedenis van Maria Treben. Zij leefde in de vorige eeuw (1907-1991). Het volgende komt van de website Magical Nature. 

Maria Treben was een huisvrouw met een groot hart voor planten en kruiden. Haar principe luidde: “Men moet toch helpen”. Ze wijdde haar hele leven aan geneeskrachtige kruiden en ziekten. Ze kwam uit het Egerland, een gebied in het westen van Bohemen.  
In 1946 werd Maria Treben ernstig ziek; ze kreeg tyfus toen ze in een vluchtelingenkamp in Bayern was. Een arts zei haar dat ze nog meerdere jaren te leven had, maar uiteindelijk wel aan tyfus zou overlijden. Een vrouw, die Maria opmerkte en zag hoe ze leed aan de ziekte, hielp haar met geneeskrachtige kruiden, specifieker gezegd met “Zwedenkruiden” of “Zweeds kruidenbitter” en na enige tijd was Maria Treben weer gezond. Dit moet de aanleiding voor haar geweest zijn om zich intensief met geneeskrachtige kruiden bezig te gaan houden en anderen te helpen.
Opvallend is, dat ze daarbij de “lessen” en onderzoeken van Pastoor Kneipp volgde. Haar wetenschap haalde ze daarbij overwegend uit drie bronnen:

                 “Aus alten Kräuterbüchern und neuen Erkenntnissen”

                       “Aus alten Überlieferungen der Bevölkerung“

                       “Dem Vertrauen zu den Kräutern und dem Vertrauen zu Gott”

     Vertaald:   “Uit oude kruidenboeken en nieuwe inzichten”

                 “Uit oude overleveringen van mensen”

                 “Vertrouwen op de kruiden en op God” 

Pastoor Kneipp’s principe luidde: ”Voor iedere ziekte is een kruidje gewassen”.

Maria Treben gaf vaak als raad mee aan de mensen dat zij het beste met bloedzuiverende kruiden konden beginnen, zoals daslook, brandnetel, ereprijs, paardenbloem en weegbree.

Ze raadde hen ook aan om gewoon naar een arts te gaan. Zonder de diagnose van een arts, zonder een gesprek, zonder een onderzoek bij een ziekte, zouden we onze gezondheid nodeloos in gevaar brengen, vond zij.

Maria hoopte ook dat de geneeskunde en farmaceutische industrie een en ander op kruidengebied zouden gaan onderzoeken en dat men zo ook achter het “waarom” van de werking van kruiden zou komen. Helaas heeft ze hierbij veel tegenwerking ondervonden. Maar ze gaf de strijd niet op. De reguliere geneeskunde was immers ooit ontstaan uit de kruidengeneeskunst.

Deze opmerkelijke vrouw heeft meerdere boeken op haar naam staan over kruiden en hun toepassingen. Een daarvan heet “Uit de Apotheek van God”, verschenen in 28 talen.

Hiertegenover staat de mening van de Nederlandse Vereniging tegen Kwakzalverij. Daar vindt men al dat gezever over kruiden maar niks. Kruiden helpen niet en zijn vaak ronduit gevaarlijk en zelfs dodelijk. Zegt men. Men geeft daar ook tal van voorbeelden van: vingerhoedskruid, hertshooi en jacobskruiskruid.

Een kwakzalver is (volgens Wikipedia):

"Iemand die nutteloze middelen toepast ter genezing van de een of andere ziekte of middelen beweert te kennen tegen alle mogelijk ziekten, ofwel iemand die zulke middelen, meestal met veel ophef, te koop aanbiedt. (…..)”.

Zo hangt de vlag er dus bij. 

Terug naar Maria Treben. Met haar kruiden verrichtte ze meer wonderen in haar leven dan Jezus Christus. In haar boek staan talloze voorbeelden.

Van een Zweedse arts kreeg ze een recept dat geschiedenis heeft gemaakt: klein Zweeds bitter. Een wondermiddel. De (her)uitvinder viel op 104-jarige leeftijd van zijn paard en overleed door die val. Maar hij was wel oud natuurlijk. Het recept was bij de Egyptenaren al in gebruik en misschien al wel veel eerder.

Het recept luidt als volgt: 

10
5
0,2
10
10
10
10
10
10
5
10

gram
gram
gram
gram
gram
gram
gram
gram
gram
gram
gram

  Aloë
  Myrrhe
  Saffraan
  Senneblaadjes
  Kamfer
  Rabarberwortel
  Zitwerwortel (kurkuma)
  Manna
  Venetiaanse Theriak
  Zilverdistelwortel
  Engelwortel

 

Dit mengsel oplossen in anderhalve liter sterke drank van 38% of sterker. Dit alles minstens twee weken in het donker en warm laten rijpen. Goed afsluiten. Goed schudden elke dag. Dan filtreren (gebruik een koffiefilter) en in een goed afgesloten fles bewaren, liefst in het donker. Voor een mens is drie keer één theelepel per dag, vóór het eten voldoende. Omgerekend naar vogels is dat dan zowat één druppel door het totale drinkwater voor een compleet vogelbestand. Niet duur dus. En, als we de bestaande literatuur geloven, zéér effectief.

Het kruidenmengsel is te krijgen bij een goede kruidenzaak of op Internet. Kosten: minder dan een tientje. Bijvoorbeeld op het  Internetadres: http://www.gekruid.be/geneeskrachtig/ Twee dagen later in huis! Dit is alleen maar een voorbeeld. Er zijn meer plaatsen waar men dit recept kan verkrijgen.

Misschien kunnen we onszelf en onze vogels een dienst bewijzen. Het geloof kan ik u echter niet geven. De tinctuur is zo bitter als gal. Het is dus beter deze niet puur te gebruiken. Verdunnen dus, vlak voor het gebruik.

 

In het boek van Maria worden ook andere kruiden genoemd plus het gebruik en de werking ervan. Ook gesorteerd naar kwalen, wat en hoe men het een en ander moet gebruiken. Gezondheid uit de Apotheek van God, uitgeverij Ennsthaler, Oostenrijk, ISBN 978-3-85068-121-6. In de boekhandel of op Internet te koop (in het Nederlands). Kosten: ongeveer 15 Euro.