Uit: “Onkruiden” door Alois van Mingeroet
RAAPZAAD (Brassica rapa) Familie: Kruisbloemen
Vindplaats
Raapzaad wordt geteeld als landbouwgewas. In augustus wordt het gezaaid en tegen de winter hebben er zich rapen gevormd in de grond. Als men de rapen in de grond laat steken, dan gaat er in het voorjaar een kruid uit groeien met gele bloemen. De akker kan dan echt geel zien van de bloemen, het gonst er dan van de bijen. Raapzaad kan ook in het wild voorkomen op storten, braakliggende grond en bermen.
Uitzicht
De plant kan variëren in grootte van 25 – 70 cm. De onderste bladeren zijn fel ingetand, terwijl de bovenste de stengel omvatten; deze zijn ook meer langwerpig en niet ingetand. De bloemen zijn geel en, eenmaal uitgebloeid, vormen er zich peulvruchten, waarin de zwartbruine zaden tot rijping komen.
Bloeitijd
Mei tot augustus.
Oogst
Het heeft alleen zin om de uitgebloeide planten te verzamelen, de peulvruchten moeten reeds volgroeid zijn. De zaden zijn dan halfrijp en een lekkernij voor heel wat vogelsoorten.
Welke vogels?
Kneuters, fraters, groenvinken, cini’s, edelzangers, distelvinken, goudvinken, sijzen, vinken, kepen, kanaries, roodmussen, haakbekken, parkieten, hoenderachtigen en duiven.
Bijzonderheden
Het beste is om raapzaad zonder stengels en bladeren te voeren, want de vogels zijn verlekkerd op het bladgroen en de ervaring heeft mij geleerd dat ze er wel eens darmstoornissen van kunnen krijgen.
|